Visuele Deepsky Sterrenkunde in Nederland en België Kijk ook eens op www.sterrenkunde.nl
Home
Deepsky objecten
Hulpmiddelen
Technieken
> Voorbereiden
> Zoeken
> Waarnemen
> Beschrijven
> Tekenen
Artikelen
Organisatie
Contact
Interne links zijn groen
Externe links zijn oranje
Waarnemen van een object
Langzaam wordt het donker...

Velen die voor het eerst een deepsky object bekijken met een sterrenkijker zullen verbaasd staan hoe zwak zo’n object meestal is en hoe weinig er zo op het eerste gezicht aan te zien valt. Aan de sterrenhemel staan maar een klein aantal objecten dat er meteen flink spectaculair uitziet. Voor de meeste anderen zul je behoorlijk wat moeite moeten doen om er het meeste uit te kunnen halen of om ze überhaupt te kunnen zien.
Maar het met je eigen ogen bekijken van deze zwakke objecten is dan ook geen sport voor de ongeduldigen onder ons. Je zult immers eerst al lang moeten wachten op een mooie heldere nacht en als die er dan is vaak ook nog een reis moeten maken op zoek naar een donker plekje. Een hele voorbereiding dus. En geduld bij het waarnemen is ook erg belangrijk. Met even kijken en dan weer verder gaan zul je niet veel zien. Neem dus de tijd voor ieder object. Het gaat er ook niet om hoeveel objecten je op een avond ziet. Er zijn er toch teveel om ze allemaal ooit te kunnen zien.
Het goed kunnen waarnemen van een object lukt veel beter als je bepaalde waarneemtechnieken beheerst. Er bestaan veel soorten deepsky objecten, maar het bekijken van iedere soort gaat gelukkig niets steeds op een specifieke manier. Bijna altijd gaat het namelijk om het zien van zoveel mogelijk details in een zwak (vaak nevelachtig) object. De belangrijkste uitzondering is het waarnemen van veranderlijke sterren. Hierbij gaat het niet zo zeer om details zien, maar om het bepalen van de helderheid van een ster. De techniek hiervoor wordt aan het einde van deze pagina behandeld. Voor alle zwakke (dan al niet nevelachtige) objecten volgt hieronder een lang overzicht van allerlei zaken die helpen om meer van een object te kunnen zien. Deze lijst is misschien wat afschrikwekkend door zijn omvang, maar de tips hoeven natuurlijk ook niet allemaal direct opgevolgd te worden. Ze staan min of meer gerangschikt op effectiviteit. Vooral de eerste drie helpen veel. Naar mate je meer waargenomen hebt en ervaring opgedaan hebt zul je echter merken dat je vermogen om zwakkere details te kunnen zien enorm zal toenemen! De meeste onderstaande technieken zul je dan toepassen zonder er nog veel bij stil te staan. Oefening baart dus kunst. En dat hoeft echt geen jaren te duren.
En lukt het je om bepaalde objecten en/of details te zien, sla dit dan ook op! Schrijf het op of teken het na. Dan onthoud je tenminste wat je voor iets bijzonders gezien hebt en kun je een misschien nog wel uitdagender object te lijf.

Wennen aan het donker

Voordat je optimaal zwakke objecten kunt gaan bekijken zullen eerst je ogen aan het donker gewend moeten zijn. Dit wennen aan het donker lijkt iets triviaals wat gewoon gebeurt, maar het ligt toch iets genuanceerder. Om ècht goed aan het donker te wennen is een behoorlijke tijd nodig: 30 minuten tot zelfs 90 minuten om de allerzwakste nuances te kunnen zien.
Wanneer je op een donkere plek komt zullen je pupillen groter worden waardoor je ogen meer licht opvangen. Het groter worden van je pupillen duurt maar enkele seconden. Dat je ogen de minuten daarna verder aan het donker wennen heeft niets met het groter worden van je pupillen te maken. Waar dit wel mee te maken heeft is een soort chemische reactie binnenin je ogen.
In het lichtgevoelige deel van het
oog (de retina), zijn twee soorten cellen die heel belangrijk zijn voor het aanpassen aan de hoeveelheid licht. Het eerste type, ook wel kegeltjes genoemd, kunnen onderscheid maken tussen de verschillende kleuren en werken het best bij (fel) licht. Het tweede type, de staafjes, maken onderscheid tussen donkere en lichte voorwerpen en werken het best in het donker. Wanneer het donkerder wordt, maken de staafjes allereerst een chemische stof (rhodopsine) aan, die gevoelig is voor licht. Doordat deze stof aangemaakt moet worden, kan het even duren voordat je goed ziet in het donker. Na 1 minuut is de lichtgevoeligheid al met een factor 10 toegenomen en na 40 minuten al met een factor 25.000. Wanneer je vervolgens in een sterk belichte ruimte komt, wordt deze stof weer afgebroken.
Omdat het zo lang duurt om echt aan het donker gewend te raken is het beter niet meteen extreem zwakke objecten te gaan bekijken. Wacht daarmee en ga in de tussentijd wat minder eisende objecten bekijken. Zorg er daarbij voor dat je ogen zo min mogelijk fel licht ontvangen. Dus (helaas) ook geen felle planeten of de Maan bekijken. Om in het donker iets bij te lichten kun je het beste een zwakke rode zaklamp gebruiken. Rood licht is namelijk minder storend doordat de staafjes minder gevoelig zijn voor rood licht. Wat verder helpt is het oog waarmee je meestal door de sterrenkijker kijkt dicht te houden zolang je hem niet voor waarnemen gebruikt. Tenslotte kun je jezelf aanleren het opbouwen van de sterrenkijker geheel in het donker uit te voeren. Op deze wijze zijn je ogen al wat aan het donker gewend als je klaar bent met opbouwen.

Het nevelgebied rond Gamma Cygni door een 8cm
sterrenkijker, getekend door Fred Hissink
Weten wat je ziet

Bij een speurtocht op zoek naar lichtzwakke objecten helpt het enorm als je van tevoren weet wat er misschien aan het object te zien valt. Als je een object voor het eerst in beeld hebt en je kijkt er even naar zie je immers… bijna niks! Na een geconcentreerde waarneming gebruik makende van de technieken die hieronder volgen, zul je met veel moeite misschien wat details hebben kunnen zien, maar zul je er ook een hoop over het hoofd hebben gezien. Verdiep je daarom als het even kan van tevoren in het object dat je wilt gaan bekijken. Je kunt je dan bij het waarnemen concentreren op details in het object waarvan je vermoedt dat je ze misschien zult zien. Druk bijvoorbeeld foto’s of tekeningen van andere waarnemers af. Deze tekeningen zijn te vinden op
waarnemingen archieven op internet. Of lees artikelen over objecten op internet of in waarneemboeken. Met een goede voorbereiding zie je dus meer.

Perifeer waarnemen

Een zeer belangrijke techniek bij het waarnemen van zwakke objecten is “perifeer waarnemen”. Hierbij kijk je niet recht naar een object, maar even iets ernaast. Op deze manier zul je veel zwakkere objecten kunnen zien. Om dit goed te kunnen doen zul je wat moeten experimenteren. Iedereen heeft een andere richting die hij of zij op moet kijken om het beste zwakke objecten waar te kunnen nemen. De een rechtsboven, de ander rechtsonder, enzovoort. Door ervaring op te doen zul je deze techniek steeds beter toe kunnen passen.
De techniek van perifeer waarnemen is erop gebaseerd dat er zich een plek achterin ons oog bevindt waar zich minder lichtgevoelige elementjes (de zogenaamde staafjes) bevinden. Deze plek gebruiken we als we recht op een object kijken. In dit gebied bevinden zich wel elementjes om kleuren te onderscheiden (de zogenaamde kegeltjes). Deze kegeltjes zijn veel minder gevoelig voor zwak licht. Dit is ook de reden waarom we ’s nachts veel moeilijker kleuren kunt onderscheiden. Je gebruikt dan namelijk vooral de staaf elementjes in je ogen en niet de kegeltjes.

Gebruiken van verschillende vergrotingen
Meerdere oculairs voor verschillende vergrotingen

Om een object het best te kunnen zien helpt het om het object bij verschillende
vergrotingen te bekijken. Dit omdat sommige objecten het beste bij een lage vergroting te zien zijn, terwijl andere juist hoog vergroot moeten worden. Het kan voorkomen dat een object bij een vergroting redelijk te zien is en bij een andere compleet verdwijnt. Welke vergroting het meest toont hangt af van het object en is niet altijd goed te voorspellen. Experimenteer daarom met verschillende vergrotingen bij elk object dat je waarneemt. Schuw daarbij hoge vergrotingen niet. Al doende zul je vanzelf leren in te schatten welke vergroting het beste voor een bepaald object geschikt zal zijn. Maar probeer dit altijd te controleren door een of meerdere andere vergrotingen te proberen.
Welke vergroting het meest geschikt is voor een bepaald object hangt af van vele aspecten die elkaar vaak tegenwerken. Hiervan volgt nu een kort overzicht.
  • Wanneer je hoog vergroot wordt het licht van het object over een groter gebied verdeeld en lijkt daardoor zwakker. Dus hoe lager de vergroting, hoe kleiner en helderder het object te zien zal zijn.
  • Als je laag vergroot zal niet alleen het object helderder overkomen, maar ook de hemelachtergrond. De hemelachtergrond is in de Benelux zeker niet zwart door alle lichtvervuiling. Ook een laag onder de horizon staande zon of maan kan de hemelachtergrond verlichten. Het is daarom aan te raden wat hoger te vergroten als het object dat toelaat. De hemelachtergrond wordt dan donkerder waardoor een object vaak beter op zal vallen.
  • Een groot object moet niet te veel uitvergroot worden omdat kleine helderheidsverschillen anders teveel uitgesmeerd worden. Ze zullen daardoor niet meer opvallen. Vooral grote objecten met een lage oppervlaktehelderheid moeten niet teveel vergroot worden (bijvoorbeeld de sterrenstelsels M 33, M 101 of NGC 147), tenzij je juist weer kleine details binnen zo’n object wilt gaan bekijken. De oppervlaktehelderheid is de helderheid per oppervlaktegebiedje (vierkante boogminuut).
  • Een object moet niet te klein zijn wil je het object nog kunnen zien. Dit komt doordat bij zeer zwak licht onze ogen niet meer in staat zijn om kleine details waar te nemen. Een zwakke lichtbron wordt namelijk pas opgemerkt als het door een aantal lichtgevoelige elementjes wordt geregistreerd om zo onterechte registraties door een klein aantal elementjes te voorkomen. Bij daglicht is dit niet nodig doordat er veel meer licht invalt. Zeer kleine lichtzwakke objecten moeten daarom sterk vergroot worden. Het feit dat het licht dan zwakker wordt doordat het zich uitspreidt is hierbij niet in grote mate van belang. Het wordt wel uitgespreid over een groter gebied in je oog, maar de totale hoeveelheid opgevangen licht blijft gelijk.
Wachten op momenten van goede seeing

In welke mate de
seeing (de hoeveelheid trillingen in de lucht) van belang is bij het waarnemen van deepsky objecten hangt af van het soort deepsky object. Een slechte seeing benadeelt het kunnen zien van kleine details. Als een object geen kleine details bezit is een slechte seeing dan niet zo van belang. Voorbeelden van objecten met kleine details (die dus minder goed zichtbaar zijn bij slechte seeing) zijn: dubbelsterren, structuren in sterrenstelsels, afstanden tussen sterrenstelsels (soms minder dan 1 boogminuut) en bolvormige sterrenhopen.
Trillingen onstaan trouwens niet alleen in de atmosfeer, ook in de lucht binnenin de sterrenkijker als deze nog niet goed is afgekoeld. De temperatuur hiervan zal bij aanvang meestal hoger zijn dan de buitentemperatuur. Dit heeft tot gevolg dat het beeld van de sterrenkijker direct na het opbouwen nog niet optimaal zal zijn. Naar mate de sterrenkijker verder afgekoeld raakt zullen deze trillingen verdwijnen. Het is daarom af te raden direct bij aanvang moeilijke kleine objecten te gaan waarnemen. De afkoeltijd van een sterrenkijker is afhankelijk van het type sterrenkijker. Newton kijkers en lenzenkijkers koelen vrij snel af (vaak binnen een half uur). Bij Schmidt-Cassegrain kijkers en andere kijkers met een gesloten systeem kan het wel 2 uur duren voor de sterrenkijker helemaal afgekoeld is.

Gebruik van filters

Door gebruik te maken van
deepsky filters kunnen sommige nevelachtige objecten beter zichtbaar gemaakt worden. Met een breedband deepsky filter kunnen reflectienevels, donkere nevels en sterrenstelsels beter zichtbaar gemaakt worden. Met een smalband deepsky filter of een OIII deepsky filter kunnen emissienevels, planetaire nevels en sommige supernova restanten beter zichtbaar gemaakt worden. Met een H-Beta deepsky filterkunnen zeer zwakke emissienevels beter zichtbaar gemaakt worden.
Of een deepsky filter al niet gebruikt kan worden is moeilijk te voorspellen. Experimenteer hier per object mee en per waarneemomstandigheid. In welke mate een filter helpt is namelijk afhankelijk van de hoeveelheid lichtvervuiling en de toestand van de lucht.

Waarnemer Bob Hogeveen
verstopt onder een kleedje
Afschermen licht

Als je ’s nachts in het veld staat lijkt het misschien erg donker. In vergelijking met het object dat je aan het bekijken bent is er echter nog veel storend licht om je heen. Daarom helpt het als je tijdens het bestuderen van een object een doek over je hoofd houdt om zo al het omgevingslicht af te schermen. Helaas kan het nogal snel benauwd worden onder zo’n doek.
Wat je ook kunt doen is een ooglapje te dragen over het oog dat je niet gebruikt tijdens het waarnemen. Groot voordeel hiervan is dat je dit oog open kunt houden tijdens het bestuderen van het object. Hierdoor raken je ogen minder snel vermoeid.

Comfort

Omdat je vaak lang bezig bent met een waarneming is het belangrijk dat je een goede houding hebt bij het waarnemen. De moeilijkste details zullen anders erg moeilijk te zien zijn. Het beste kun je al zittend waarnemen. Er bestaan daarom zelfs speciale stoelen voor bij het waarnemen die extra veel in hoogte verstelbaar zijn.

Het beeld laten trillen

Een minder bekende techniek bij het waarnemen van zwakke objecten is het laten trillen van het beeld door de sterrenkijker. Dit doe je door om de paar seconden een kleine tik tegen de telescoopbuis te geven. Ook deze techniek helpt je een zwak object beter te kunnen zien. Tijdens het bewegen van de objecten kan een object opeens verschijnen en weer verdwijnen in de hemelachtergrond zodra het object weer stilstaat. De techniek is erop gebaseerd dat onze ogen gevoelig zijn voor bewegingen en veranderingen van lichtsterkte.

Concentreren

Recht tegenover het laten bewegen van een object staat de techniek van geconcentreerd gedurende enige tijd op een punt in het beeldveld staren. Het schijnt namelijk dat onze ogen een beeld kunnen vormen door gedurende een paar seconden het opgevangen licht op te tellen. Dus een beetje als in een fotocamera. Voorwaarde is wel dat je gedurende die paar seconden precies in dezelfde richting blijft kijken, zodat het licht op hetzelfde gebied achter in je oog valt. Deze techniek is vooral nuttig bij kleine, zwakke objecten.

Ademhaling
Kleuren in de Orionnevel door een 30cm
sterrenkijker getekend door Chris Hendren

Blijf bij het bekijken van een zeer lichtzwak object altijd goed ademhalen. Het schijnt namelijk dat je nachtzicht (zeg maar de mate waarin je aan het donker gewend bent) snel afneemt als je weinig zuurstof tot je neemt. Houd dus nooit je adem in als je naar een object zit te staren. Van nature doe je dit al snel om je goed te kunnen concentreren (of om te voorkomen dat je oculair beslaat).

Kleuren waarnemen

Kleuren zien in objecten is enorm moeilijk en lukt alleen bij de allerhelderste objecten. Zoals al hierboven beschreven gebeurt dit namelijk door de niet zo lichtgevoelige elementjes in onze ogen. Het vermogen om kleuren waar te nemen verschilt veel van mens tot mens.
Perifeer waarnemen is geen goede manier om te proberen kleuren te onderscheiden. Je gebruikt dan namelijk vooral de staafjes, de lichtgevoelige elementjes die geen kleurinformatie geven. Kijk juist recht op het object en gebruik een lage vergroting. En hoe groter de diameter van de sterrenkijker, hoe beter.
De belangrijkste objecten waarin kleuren te onderscheiden zijn: sommige
sterren, de Orionnevel en een aantal heldere planetaire nevels.

Tips

Na al deze waarneemtechnieken voor zwakke objecten volgt nu nog een korte lijst met enkele tips die kunnen helpen:
  • Je nachtzicht wordt negatief beïnvloed door alcohol, nicotine, een lage suikerspiegel, een gebrek aan vitamine A. Let dus op wat je nuttigt.
  • Je nachtzicht wordt ook negatief beïnvloed door vermoeidheid. Door af en toe een pauze in te lassen om even wat te lopen raak je minder snel vermoeid.
  • Je nachtzicht wordt ook negatief beïnvloed door veel zonlicht overdag. Draag daarom een zonnebril als het zonnig is en je de komende nacht wilt gaan sterrenkijken. Het liefst een zonnebril met ingebouwd UV filter.
  • Ultraviolet licht heeft een negatieve invloed op het vermogen van je ogen om aan het donker te wennen. Draag je een bril, neem dan lenzen met een UV filter. Daar zie je niets van en het houdt je ogen langer jong.
Een detail van een opzoekkaart
voor de veranderlijke ster SS Cyg
Veranderlijke sterren

Het waarnemen van veranderlijke sterren gaat anders dan andere deepsky objecten. Hier gaat het niet om het zien van details, maar om het schatten van de helderheid van een ster op meerdere tijdstippen.
Het schatten van de helderheid van een veranderlijke ster gaat door zijn helderheid te vergelijken met sterren die in de buurt van de ster staan. De helderheid van deze omgevingssterren kun je achterhalen met behulp van
opzoekkaarten waar helderheden op staan vermeld. Het beste kun je twee vergelijkingssterren gebruiken: een die iets helderder is en een die iets zwakker is. Bekijk nu de twee vergelijkingssterren en de veranderlijke ster zelf en beslis wat de helderheid is van de veranderlijke ster t.o.v. de vergelijkingssterren: zit de helderheid meer in de richting van de helderste ster, meer in de richting van de zwakste ster of precies er tussenin. Bedenk vervolgens welke magnitude hier ongeveer bij hoort met behulp van de magnitudes van de vergelijkingsterren.
Belangrijk bij het schatten van de helderheid van een ster is hoe je de ster bekijkt. De gevoeligheid van het oog verschilt namelijk van plek tot plek. Omdat de plek achterin je oog het ongevoeligst is moet je altijd perifeer waarnemen: iets naast de ster in plaats van recht naar de ster kijken. En vanwege de variatie in gevoeligheid ook op dezelfde manier naast iedere ster kijken. Op die manier kun je de onderlinge helderheidverschillen het beste bepalen.
Het kan verder handig zijn de sterrenkijker wat onscherp te zetten alvorens je de helderheden gaat vergelijken. De sterren veranderen dan in schijfjes en de helderheden hiervan zijn vaak wat makkelijker te vergelijken. Net als bij het waarnemen van andere deepsky objecten geldt hier: hoe meer ervaring je opdoet, des te beter en nauwkeuriger worden je waarnemingen. Je zult dan bijvoorbeeld vanzelf leren hoeveel helderheidverschil 0,1 magnitude is.

Bijbehorende links:
Handleiding veranderlijke sterren waarnemen van de Nederlandse werkgroep veranderlijke sterren
Handleiding veranderlijke sterren waarnemen van de Belgische werkgroep veranderlijke sterren

Tekst geschreven door Jeffrey Bout, tenzij anders vermeld. Tekst mag alleen gekopieerd worden met toestemming van de auteur.