De levensloop van zware sterren
Bij het schrijven van dit verhaal zijn we er van uit gegaan
dat je het verhaal over de «
levensloop van de zon» goed hebt
gelezen. Is dat niet het geval, dan raden we je dringend
aan dit eerst te doen. Anders zullen veel zaken die je
in dit verhaal tegenkomt onduidelijk blijven.
In «de geschiedenis van de zon» hebben we van één ster
de levensgeschiedenis bekeken. Dat was onze eigen zon.
Het zou geen doen zijn als we alle sterren in het heelal
apart zouden moeten behandelen. Gelukkig is dat ook niet
nodig. Van veel sterren is de levensloop ongeveer hetzelfde
als van de zon. Alle sterren die even zwaar zijn als de zon
leven op precies dezelfde manier. Sterren die iets lichter
zijn eigenlijk ook. Alleen duurt dan alles nóg langer. Een
ster die iets zwaarder is dan de zon leeft wat korter. Maar
van al deze sterren is de evolutie ongeveer gelijk. Ze worden
geboren uit grote gas- en stofwolken. Een groot deel van
hun leven zijn ze bezig met de omzetting van waterstof en
helium. Als de brandstof opgebruikt is, worden de sterren
rode reuzen. Dan komt de
heliumflits. Daarbij wordt zeer
veel helium in één keer verbrand. En de koolstof, die dan
wordt gevormd, ontbrandt niet. Daarvoor wordt de temperatuur
niet hoog genoeg. De buitenste lagen gaan wel weer energie
produceren. Een deel van het sterregas wordt de ruimte
in geslingerd en vormt zo een
planetaire nevel. Wat er van
de ster overblijft is een afkoelende
witte dwerg.
Komt het je allemaal nog een beetje bekend voor? Zo was
het dus met de zon. En met alle sterren die ongeveer even
zwaar zijn als de zon.
Maar er zijn ook sterren die flink wat zwaarder zijn dan
de zon. Hun levensloop is heel anders dan die van de zon.
In het begin lijkt er niet zo veel verschil te zijn. Maar
aan het eind van hun leven maken deze sterren moeilijke
tijden mee!
We zullen eens gauw bekijken wat er nu precies gebeurt met
zo'n zware ster.
ONTBREKEND DEEL
Naar de hoofdreeks
nogal logisch. Hoe komt het dat de ene ster meer weegt
dan de andere? Wel, de gaswolken waar sterren uit ontstaan
zijn niet altijd even groot. Uit een kleine wolk kan een
lichte ster ontstaan. Uit een grote wolk wordt een zware
ster geboren. Er is dan meer gas dat gaat samentrekken.
Bij zware sterren gaat alles versneld. Het samentrekken
van de gaswolk gaat vlugger omdat de wolk groter is. De
aantrekkingskracht is dan sterker. In het binnenste van de
proto-ster (= ster in wording) gaat de temperatuur sneller
omhoog. Dat komt omdat de gasdeeltjes sneller bewegen. Het
duurt dan ook niet zo lang voordat de proto-ster opflitst.
Bij de zon duurde het daarna nog vijftig miljoen jaar
voordat hij op de hoofdreeks terecht kwam. Bij een zware
ster duurt dit veel korter. Misschien maar een paar miljoen
jaar.
Eenmaal op de hoofdreeks aangekomen, komt de ster tot rust.
Waterstof wordt omgezet in helium, en de ster verandert aan
de buitenkant nauwelijks meer. Toch zien zware sterren er
wel anders uit dan de zon. Ze zijn vaak wit of blauwachtig
van kleur. Dat komt doordat de oppervlakte-temperatuur veel
hoger is.
Schilverbranding
Weet je nog wat er met de zon gaat gebeuren? De waterstof
in de kern raakt op. De kern krimpt in en wordt daardoor
wat heter. In een schil rondom de heliumkern wordt water
stof nu opnieuw omgezet in helium. Dat noemen we schil
verbranding. De omzetting vindt niet meer plaats in het
binnenste van de ster, maar in een schil er omheen.
Bij zware sterren gebeurt er net zo iets. Er is één
belangrijk verschil. In de zon zijn de binnenste lagen
in rust. De omzetting van waterstof in helium gaat binnen
in de kern het snelst. Daar is het heliumgehalte dan ook
het grootst. Wat meer naar buiten toe kom je steeds minder
helium tegen. Bij zware sterren is de kern steeds in
beroering. Het gas wordt doorlopend goed gemengd. Dus in
de hele kern kom je evenveel helium tegen. In de loop van
de tijd wordt de hoeveelheid helium natuurlijk groter. Maar
aan de buitenkant van de sterkern vind je altijd evenveel
als binnenin. Als n£ de waterstof opraakt, gebeurt dat
overal in de kern tegelijk. Bij de zon raakt waterstof
eerst helemaal binnenin op, en daarna steeds verder naar
buiten toe. Bij sterren die zwaarder zijn dan de zon
houdt op één moment overal in de kern de waterstof
verbranding op. De ster begint dan in te krimpen, doordat
de stralingsdruk van binnenuit wegvalt. Dus niet alleen
de kern van de ster, maar de hele ster gaat inkrimpen. Na
een poosje wordt de heliumkern dan weer erg heet. In een
schil rondom de heliumkern wordt dan opnieuw waterstof in
helium omgezet: er is schilverbranding ontstaan. De
buitenlagen van de ster zetten door de nieuwe stralings
druk weer wat uit. De ster wordt weer groter. De helder
heid verandert daarbij niet, maar wel de oppervlakte
temperatuur. Die wordt wat lager. Dus tijdens de schil
verbranding blijft de ster even helder, maar doordat het
steroppervlak groter wordt, koelt de ster af. Hij beweegt
in het
HertzsprungRussellDiagram van de hoofdreeks
af.
De verdere ontwikkeling van de ster hangt sterk af van
de massa. Sterren die lichter zijn dan 2« keer de massa
van de zon, evolueren heel anders dan zwaardere sterren.
Hoe de levensloop van de zon er uit ziet weet je ongeveer.
Voor een ster die bijvoorbeeld twee keer zo zwaar is, is
er niet zoveel verschil. Alleen gaat alles wel veel vlugger.
Maar is de ster meer dan 2« keer zo zwaar als de zon, dan
vindt er een heel andere ontwikkeling plaats. Die zullen we
hieronder beschrijven.
We hebben al gezien dat er schilverbranding van waterstof
plaatsvindt. De ster zwelt hierdoor op, en koelt aan de
buitenkant af. Zo ontstaat een
rode reus. Binnen korte
tijd kan de ster wel vijftig keer zo groot worden!
Inmiddels is het binnenste van de ster nog steeds aan
het inkrimpen. De kern van helium wordt dan ook steeds
heter. Als de temperatuur honderd miljoen graden is, begint
de omzetting van helium in koolstof. De kern wordt niet
meer kleiner. Er is een nieuw evenwicht ontstaan tussen de
stralingsdruk van binnenuit en de zwaartekracht. De ster is
nog steeds een rode reus, waarin nu helium wordt omgezet
in koolstof.
Hé, maar de zon wordt in de toekomst ook een rode reus! Ja,
maar die ziet er van binnen dan wel anders uit. Daar brandt
waterstof in een schil rondom een kern van ontaard helium.
Aan de buitenkant van een rode reus kun je dus niet zien
hoe hij er van binnen uitziet. Het kan een ster zijn die
ongeveer zo zwaar is als de zon, met een kern van gedegene
reerd helium, waaromheen waterstof wordt verbrand. Het kan
ook een zware ster zijn waar in de kern helium in koolstof
wordt omgezet. In zware sterren raakt het helium niet
gedegenereerd. Daarom vindt er ook geen heliumflits plaats
als de temperatuur hoog genoeg is voor de ontsteking van
helium. De verbranding van helium in koolstof gaat op een
«gewone» manier. Wel ontstaan er waarschijnlijk trillingen
in de buitenlagen van de ster: het wordt een
veranderlijke ster, waarvan de helderheid dus steeds weer groter en dan weer
kleiner wordt.
Als een ster meer dan negen keer zo zwaar is als de zon,
dan is de oppervlakte-temperatuur veel hoger. Als er in het
binnenste van zulke zware sterren helium wordt verbrand,
zijn ze veel heter en helderder dan de sterren van bijvoor
beeld drie keer zo zwaar als de zon. Zulke hele zware sterren
zijn tijdens de heliumverbranding
blauwe superreuzen.
We hebben al verteld dat zwaardere sterren sneller evolueren.
De blauwe superreuzen zijn dan ook snel door hun voorraad
helium heen. De kern van de ster bestaat dan uit koolstof.
En nu herhaalt het hele verhaal zich. Er vinden in het
centrum geen kernreacties meer plaats. De stralingsdruk houdt
dus op. De koolstofkern gaat inkrimpen. Hij wordt daarbij
steeds heter. Rondom de kern ontstaat schilverbranding van
helium. En daarbuiten is er weer een schil waar waterstof
wordt omgezet in helium.
Bij de zon wordt de hitte van de koolstofkern afgevoerd door
de neutrino's. Daardoor kan de kern niet heet genoeg worden
om koolstof te laten ontbranden. Bij zware sterren krimpt
de kern zó snel samen, dat de neutrino's niet genoeg warmte
kunnen afvoeren. De koolstofkern wordt nu wŠl heet genoeg om
ontstoken te worden. Dat gebeurt bij een temperatuur van
zeshonderd miljoen graden. Er wordt dan een aantal andere
gassen gevormd: magnesium, natrium, zuurstof en neon. Ook
die elementen ondergaan kernreacties: zuurstof wordt omgezet
in silicium en fosfor bij temperaturen van ongeveer duizend
miljoen (één miljard) graden. Silicium gaat uiteindelijk
bij een temperatuur van twee tot drie miljard graden over
in ijzer. Natuurlijk wel ijzer in gasvorm.
De ster bestaat zo tegen het eind van zijn leven uit een
groot aantal schillen die over elkaar heen liggen. In
iedere schil vinden weer andere kernreacties plaats.
Dit verhaal geeft een theorie weer, die volgens sommige
sterrenkundigen geldt voor sterren die dertig keer zo
zwaar zijn als de zon. In grote lijnen zal hetzelfde verhaal
opgaan voor lichtere sterren. Maar we moeten er wel direct
bij vertellen dat over de levensloop van zware sterren erg
weinig bekend is.
Eén ding is zeker: er worden veel meer zwaardere elementen
in de ster gevormd. En als er eenmaal een kern van ijzer
is ontstaan, betekent dat onherroepelijk het einde voor de
ster.
Supernova!
De omzetting van silicium in ijzer begint bij temperaturen
van ongeveer twee tot drie miljard graden. De warmte-straling
die dan in het stercentrum ontstaat, is ongelooflijk intens.
Het is in feite gammastraling, dus straling met een zeer
hoge energie. Het ijzergehalte in het binnenste van de ster
wordt steeds hoger. Uiteindelijk is een kern van ijzer
gevormd, waar geen kernreacties meer in voorkomen. De
stralingsdruk valt weer weg, en de kern begint in te
krimpen. Daarbij wordt de temperatuur nóg hoger. Uit
eindelijk kan de hitte oplopen tot maar liefst vijf
miljard graden! Nu is de gammastraling in het inwendige
van de ster ongelooflijk enegierijk geworden. Zó intens
is die straling, dat de kernen van de ijzeratomen worden
gesplitst in dertien heliumkernen en vier neutronen. Voor
deze splitsing is enorm veel energie vereist. Er wordt
dan ook heel veel warmte aan het centrum van de ster
onttrokken. Binnen zeer korte tijd stort de kern van de
ster hierdoor helemaal in elkaar. Er is geen enkele kracht
meer van binnenuit, die het ineenstorten kan tegenhouden.
Natuurlijk loopt de temperatuur hierbij wel heel sterk
op. En dat is funest voor de ster. In al die schillen,
waar kernreacties plaatsvinden, wordt de kachel even
extra hoog opgestookt. Alle reacties verlopen ineens veel
sneller, en er komen ongelooflijke hoeveelheden energie
vrij. Zó veel zelfs, dat de buitenlagen van de ster met
enorme snelheden het heelal in worden geslingerd.
Daar komt nog bij dat de schil rondom de ineenstortende
kern wordt opgeblazen. In die schil wordt silicium omgezet
in ijzer. Dat gebeurt heel snel door de enorm hoge tempe
ratuur. Deze ijzerschil heeft zo'n hoge dichtheid dat
zelfs neutrino's er niet meer doorheen kunnen komen! In
de kern, die helemaal in elkaar stort, ontstaan een
heleboel neutrino's, die energie opnemen en naar buiten
willen vliegen. Helaas, ze blijven steken in de enorm
dichte ijzerschil, en geven hun energie daar af. De
ijzerschil wordt hierdoor ongelooflijk heet. Het ineen
storten van de schil houdt op en na een tijdje zal de
schil zelfs uit gaan zetten. Daarbij worden de lagen
van de ster, die er buiten liggen, meegenomen. Op deze
manier ontploft de hele ster als het ware. Er vindt
een verschrikkelijke explosie plaats. Een zeer groot
deel van de ster wordt het heelal in geblazen. De
energie die bij de versnelde kernreacties vrijkomt, is
zó ongelooflijk groot, dat de ster in totaal wel honderd
miljoen keer zo helder kan worden. Op aarde kunnen we zo
plotseling ergens een «nieuwe» ster zien opvlammen. Na een
aantal dagen is de helderheid al weer flink afgenomen. En
een jaar na de uitbarsting is de ster meestal niet meer te
zien.
Zo'n explosie, die de dood van de ster veroorzaakt, wordt
een
supernova-uitbarsting genoemd. «Nova» betekent «nieuw»,
en omdat zo'n nieuwe ster zó enorm veel helderder wordt,
noemt men hem een supernova.
Soms is er een supernova te zien in een ander sterrenstelsel.
De ontploffende ster kan dan wel even helder
worden als het hele sterrenstelsel waar hij in staat!
De weggeblazen gaslagen hebben zeer hoge snelheden:
ongeveer duizend kilometer per seconde. Het uitgestoten
gas beweegt steeds verder van de ster af en is uiteinde
lijk niet meer waarneembaar. Het wordt zó ijl, dat het
haast niet meer te onderscheiden is van de luchtledige
ruimte.
Een supernova-explosie is één van de ontzagwekkendste
natuurverschijnselen die er bestaan. En ondanks de enorme
kracht die ermee gepaard gaat, gebeurt ook deze katastrofe
volkomen geluidloos!
Neutronensterren
Bij de supernova-explosie zijn alle lagen rondom de kern
van de ster weggeblazen. De kern zelf bestaat uit helium
kernen, neutronen en elektronen. En omdat er geen kern
reacties meer in voorkomen, stort dit overblijfsel nog
steeds in elkaar. De temperatuur is niet hoog genoeg voor
het starten van nieuwe reacties en er is geen enkele
kracht die het samentrekken tegenhoudt.
Na een bepaalde tijd zitten de heliumkernen op elkaar
gepakt, net zo als in een witte dwerg. Het helium is
ontaard, gedegenereerd. In een witte dwerg hield op dat
moment het samentrekken van de ster op. Maar de sterkern
die we nu bekijken, heeft een veel grotere massa. De druk
is daardoor zó hoog, dat het ineenstorten gewoon doorgaat!
De elektronen die in de gedegenereerde ster voorkomen,
worden als het ware in de heliumkernen geperst. Ze gaan
daar een reactie aan met de protonen in de kern. Zo
ontstaan neutronensterren. En omdat er ook al een groot
aantal vrije neutronen in de ster aanwezig was, bestaat
de hele ster na een tijdje uit samengepakte neutronen.
Die deeltjes kunnen een zeer hoge druk van buitenaf
weerstaan. Als dan ook de neutronen dicht op elkaar
gepakt zitten, houdt het inkrimpen op. De ster is dan
nog maar een kilometer of 10 tot 20 in middellijn. Maar de
dichtheid is buitengewoon hoog. Zulke sterren worden
neutronensterren genoemd. Er zijn vrij veel neutronen
sterren gevonden in het heelal. Je vraagt je misschien
af hoe dat kan. Ze zijn maar heel klein. Maar er gebeuren
nog andere dingen met de ineenstortende ster. Hij gaat
steeds sneller ronddraaien. Denk maar aan het voorbeeld
van het balletdanseresje. Hoe kleiner de ster wordt, hoe
sneller hij gaat roteren. Het magnetische veld van de
ster wordt veel sterker. Dezelfde hoeveelheid magnetisme
wordt nu verdeeld over een veel kleiner lichaam. De
magnetische veldsterkte wordt daardoor veel hoger.
Sommige neutronensterren zien er dan ook uit als een hele
sterke magneet, met een magnetische noordpool en een
magnetische zuidpool. Elektrisch geladen gasdeeltjes
in de buurt van de neutronenster bewegen in de richting
van de magnetische polen. Ze komen met heel hoge snelheden
aan op het oppervlak van de ster. Dat komt doordat de zwaarte
kracht aan het oppervlak van de ster enorm sterk is. Bij
de magnetische polen ontstaan op die manier hete plaatsen
op het steroppervlak. Het gas dat op de ster terecht komt,
zendt zeer sterke straling uit. En doordat de neutronenster
ronddraait, zien we vanaf de aarde die hete plekken niet
altijd. Het lijkt alsof er een vuurtorentje in het heelal
staat, dat zeer snel ronddraait. Op aarde kunnen we dan
steeds wat straling waarnemen. De ster lijkt heel snel
aan en uit te gaan. Vanwege dat knipper-effect kregen
zulke objecten de naam
pulsars. Dat is een samentrekking
van
pulsating st
ars (pulserende sterren). Pas na de
ontdekking van de pulsars in 1967 kwam aan het licht dat
pulsars altijd neutronensterren zijn.
In het sterrenbeeld Stier staat een pulsar die maar liefst
dertig keer per seconde aan en uit gaat. Zó snel draait de
neutronenster die daar staat. Hij is dan ook maar twintig
kilometer in middellijn: ongeveer zo groot als Amsterdam.
Een luciferdoosje vol neutronenster-materie weegt veertig
keer zo veel als alle wolkenkrabbers in New York samen!
De pulsar in het sterrenbeeld Stier staat midden in een
grillig gevormde gasnevel. Die heet de
Krabnevel. De
nevel is gevormd bij een supernova-explosie, toen een
groot deel van de ster het heelal in werd geblazen.
De Krabnevel wordt ook steeds groter. Als je de snelheid
meet waarmee hij groter wordt, kun je uitrekenen wanneer
die supernova-explosie moet zijn geweest. Je komt dan
ergens in de 11e eeuw. En zowaar: in het jaar 1054, op
4 juli om precies te zijn, is in verschillende landen
van de wereld een nieuwe ster op die plaats gezien. In
China en Korea zijn nog beschrijvingen van deze ster
gevonden. Hij was zelfs een paar dagen lang midden op
de dag zichtbaar! Op deze manier krijg je een beetje een
indruk van hoe kolossaal zo'n laatste uitbarsting van een
zware ster is.
Niet alle neutronensterren zijn pulsars. Als de ster
geen magnetisch veld heeft, of als de ster een bepaalde
ongunstige stand aan de hemel heeft, zullen we hem nooit
als neutronenster kunnen herkennen.
Zwarte gaten
Een zware ster eindigt in een supernova-explosie. Het meeste
gas wordt het heelal in geblazen. De overblijvende kern
stort ineen tot een neutronenster.
Een stuk terug schreven we dat op elkaar gepakte
neutronen de druk van buitenaf kunnen weerstaan. Maar als
de oorspronkelijke ster heel zwaar is geweest, is de
overblijvende kern na de supernova-explosie óók veel
zwaarder. Dan kunnen zelfs de neutronen de druk van
buitenaf niet meer tegenhouden. De sterkern zal dus nóg
verder ineenstorten. Net zo lang totdat iets anders het
inkrimpen tegenhoudt. Helaas weet geen enkele natuurkundige
hoe het ineenstorten nu nog kan worden tegengehouden. Het
lijkt er volgens hen op dat alle materie in één punt
wordt samengepakt. De dichtheid in dat punt is oneindig
groot. Er is een
zwart gat ontstaan. Een zwart gat kan
geen licht of andere straling meer uitzenden. De
ontsnappingssnelheidis te hoog. Dat is de snelheid die
je nodig hebt om bij de ster vandaan te komen. Hoe groter
de aantrekkingskracht van een ster is hoe groter ook de
ontsnappingssnelheid is. Bij een zwart gat is de
ontsnappingssnelheid groter dan de
lichtsnelheid. Dus meer dan 300.000 kilometer per seconde. Zelfs lichtstralen
kunnen niet meer aan de aantrekkingskracht van het zwarte
gat ontsnappen.