Dwergster
Dwergsterren zijn sterren die erg weinig licht uitstralen.
Er zijn twee soorten dwergsterren: hete en koele. De hete
noemen we
witte dwergen. De koele
rode dwergen.
Witte dwergen zijn sterren die het eind van hun leven naderen.
Ze zijn erg klein. Ongeveer zo groot als de aarde. Maar ze
zijn veel zwaarder. Vaak zelfs even zwaar als de zon. Witte
dwergen zijn dus erg klein Šn erg zwaar. De
dichtheid van
zo'n ster is daarom zeer groot. Eén kubieke centimeter van
een witte dwerg zou op aarde wel duizend kilogram wegen!
Een voorbeeld van een witte dwerg is de begeleider van de
ster Sirius. Hij heet Sirius B. Hij is even zwaar als de
zon, maar straalt veel minder licht uit.
Rode dwergen zijn groter dan witte dwergen. Toch geven ze
niet meer licht. Dat komt doordat ze veel koeler zijn.
De temperatuur aan het oppervlak van een rode dwerg is
ongeveer 3500 graden Celsius (3500°C). Bij een witte dwerg
is de oppervlakte-temperatuur drie keer zo hoog.
Rode dwergen zijn lang niet zo zwaar als de zon. Hun massa
is vaak tien keer kleiner. Toch leven ze veel langer dan de
zon. Dat komt doordat rode dwergen erg zuinig zijn met hun
voorraad brandstof. Ze stralen namelijk duizend tot tien
duizend keer zo weinig licht uit dan de zon. Een voorbeeld
van een rode dwerg is de ster
Proxima Centauri. Het is de
ster die het dichtst bij de zon staat.
De lichtste sterren die we kennen zijn de
bruine dwergen.
Eigenlijk zijn het «mislukte» sterren omdat ze geen energie
kunnen opwekken door kernfusie. Kernfusie kan pas beginnen
als de ster een massa heeft van minimaal 0,08 zonsmassa.
Bruine dwergen zitten onder deze grens, rode dwergen er net
boven.
Bruine dwergen waren tot voor enkele jaren slechts theorie.
In 1995 werd echter de eerste bruine dwerg ontdekt en twee
jaar later waren er al tien bekend. Ook de
Hubble Space
Telescope is er in geslaagd bruine dwergen te fotograferen.
Eén ervan is het sterretje Gliese 229B dat een massa heeft
van ongeveer 0,02 0,05 zonsmassa. Het is daarmee het
lichtste sterretje dat we kennen. Gliese 229B staat in het
sterrenbeeld Haas en maakt deel uit van een dubbelstersysteem.
De hoofdster is Gliese 229A. De begeleider draait op een
afstand van 44
astronomische eenheden om de hoofdster. Dat
is iets verder dan de gemiddelde afstand van Pluto tot de
zon die zo'n 40 astronomische eenheden bedraagt. De hoeveel
heid licht die Gliese 229B uitstraalt komt overeen met het
tweemiljoenste deel van de lichtkracht van de zon. Daarmee
is het sterretje zwakker dan de volle maan gezien vanaf de
aarde. Door die geringe lichtkracht heeft het ook zo lang
geduurd voordat het sterretje ontdekt werd. De oppervlakte
temperatuur van de bruine dwerg ligt beneden de duizend
Kelvin (727°C).
Het begrip bruine dwergen is reeds lang in de wereld van de
astronomie ingeburgerd. Door de lage oppervlakte-temperatuur
van deze ondermaatse sterren zenden ze hun meeste straling
uit in het rood en infrarood. Het zou daarom juister zijn om
te spreken over infrarode dwergen. Het zal echter moeilijk
zijn een woord dat zo is ingeburgerd te veranderen. Daar
komt nog bij dat de naam rode dwergen al gereserveerd is
voor «echte» sterren met een massa tussen ongeveer 0,1 en 0,5
maal die van de zon, waardoor de naam infrarode dwergen ge
makkelijk tot verwarring zou kunnen leiden. En wat doet de
naam er eigenlijk toe? Zolang we maar weten waar we het over
hebben is de aanduiding bruine dwergen uitstekend te gebruiken.