Pulsar
In november 1967 merkte de studente
Jocelyn Bell, die in het
kader van haar studie een radio-onderzoek deed onder leiding
van prof.
A. Hewisch, dat een bepaalde radiobron een wel heel
vreemd gedrag vertoonde. Zeer regelmatig ving de radio
telescoop te Cambridge in Engeland, pulsen op van deze bron.
De periode was 1,33730 seconde en ze bleek zo constant te
zijn dat men via het Doppler-effect de snelheid van de aarde
om zijn as en in zijn baan rondom de zon ermee kon meten. We
zouden deze pulsen kunnen gebruiken als een klok die een
nauwkeurigheid heeft van één seconde in ruim drie jaar!
Sindsdien zijn er al vele honderden van deze zogenaamde
pulsars ontdekt. De naam pulsar is een Engelse afkorting
van «
pulsating radio source» (pulserende radiobron). Als we
naar hun verdeling aan de hemel kijken zien we dat ze een
duidelijke voorkeur vertonen voor het melkwegvlak. Dit
betekent dat ze tot ons Melkwegstelsel moeten behoren.
Ongetwijfeld heeft men gedacht aan buitenaardse intelligentie
bij het zoeken naar een verklaring voor dit wel heel op
vallende verschijnsel. Er waren echter vele redenen om daar
snel vanaf te stappen. Men heeft wel enige tijd gemeend dat
pulsars in feite trillende
witte dwergen zijn. De periode
waarin witte dwergen in trilling kunnen worden gebracht,
ligt inderdaad in de orde van enkele seconden. Deze tijds
duur is eveneens de kortst mogelijke periode waarmee witte
dwergen om hun as kunnen draaien. Nóg sneller draaien is
onmogelijk, want dan zouden centrifugale krachten de ster
uiteenscheuren.
Neutronensterren zijn veel compacter dan witte dwergen. Zij
kunnen trillen met een periode van slechts 1/5000 seconde!
Als ze sneller roteren dan ongeveer vijfduizend maal per
seconde, zouden ze ook uiteen worden gerukt.
Ruim een jaar na de ontdekking van pulsars vonden radio
astronomen ook een pulsar in de
Krabnevel. Deze kreeg de
aanduiding NP 0532. In tegenstelling tot de meeste andere
pulsars heeft deze een veel sneller ritme. Ongeveer 30 maal
per seconde zendt ze een radiopuls uit. Met de ontdekking
van de Krabpulsar, één van de meest opzienbarendste ont
dekkingen uit de moderne sterrenkunde, werd de stelling dat
pulsars trillende witte dwergen zijn onhoudbaar. Daarvoor
is de periode van de Krabnevel véél te kort. De waargenomen
periode is echter heel goed mogelijk voor een om zijn as
draaiende neutronenster.
Kort na deze ontdekking werd snel een poging ondernomen om
te zien of er in de Krabnevel ook optisch iets van de pulsar
te bespeuren was. En inderdaad, in januari 1969 werd gevonden
dat het verdachte sterretje ook 30 maal per seconde helder
opflitst in zichtbaar licht! Tussen twee heldere flitsen geeft
ze ook nog een zwakke flits. Hiermee werd eindelijk onomsto
telijk bewezen dat pulsars neutronensterren zijn die gevormd
worden bij
supernova-explosies, juist zoals al in 1934 was
voorspeld.
Toch is de Krabnevel erg bijzonder. Het is de snelste pulsar
die we kennen en één van de twee pulsars die we ook in zicht
baar licht aan en uit zien gaan. Die andere pulsar bevindt
zich in het sterrenbeeld Zeil.
Het pulserende gedrag van een pulsar ontstaat door de zeer
snelle rotatie van een neutronenster. Door deze snelle rotatie
hebben neutronensterren een enorm sterk magnetisch veld. Door
deze magneetvelden worden ook sterke elektrische velden opge
wekt welke de nog op de neutronenster aanwezige protonen en
elektronen van het oppervlak wegsleuren. Het is dan aan te
tonen dat de enige twee «uitgangen» voor deze elektrisch
geladen deeltjes de magnetische noord- en zuidpool van de
neutronenster zijn. De tot bijna lichtsnelheid versnelde
elektronen zorgen er dan voor dat elektromagnetische straling
vrijkomt die slechts in een zeer nauwe bundel wordt uitge
zonden. Bij een gunstige stand van de neutronenster kan de
aarde bij elke rotatie van de ster door één van die bundels
bewegen.
De energie die vrijkomt door de snelle rotatie van de neutronen
ster is de krachtbron die het magneetveld, en daarmee het
eigenlijke stralingsproces in stand houdt. Omdat er voort
durend energie wordt uitgezonden door de pulsar, zouden we
verwachten dat de rotatiesnelheid afneemt. En inderdaad, alle
pulsars vergroten heel langzaam hun pulsperiode. Bij NP 0532,
de pulsar in de Krabnevel, klopt dit ook allemaal uitstekend.
De totale Krabnevel zendt per seconde 25.000 keer zoveel energie
uit als de zon. Nu blijkt de pulsperiode van de Krabnevel toe
te nemen en wel zodanig dat over ongeveer 1200 jaar de puls
periode zal zijn verdubbeld (nu 1/30 seconde, dan 1/15 seconde).
Dit komt goed overeen met de berekeningen. Kennelijk is deze
afremmende neutronenster de energiebron die de hele nevel
aan het lichten brengt. Ze zorgt ervoor dat voortdurend
nieuwe snelle elektronen in de nevel worden gepompt, iets
wat nodig is om te kunnen verklaren waarom de nevel nog
altijd straalt. Als we de neutronenster «uit zouden kunnen
zetten», was de nevel als optische bron binnen 15 jaar ver
dwenen.
In juli 1974 werd voor het eerst een dubbele pulsar ontdekt.
De periode ervan bedraagt 8 uur. Met behulp van röntgen
satellieten (o.a. de
UHURU-satelliet, gelanceerd in 1970
vanuit Kenia en de
Astronomische Nederlandse Satelliet, de
ANS) zijn later ook röntgenpulsars ontdekt. Röntgenpulsars
maken deel uit van een dubbelstersysteem. De neutronenster
is in staat gas uit de atmosfeer van de begeleider in te
vangen. Door het sterke magneetveld kan dat gas alleen via
de magnetische polen het oppervlak van de neutronenster
bereiken. Tijdens de val naar de neutronenster loopt ten
gevolge van de sterke zwaartekracht de valsnelheid op tot
140.000 kilometer per seconde. Met deze geweldige snelheid
slaat de materie op het harde oppervlak en moet het plotse
ling deze bewegingsenergie kwijt. Deze energie nu verhit het
oppervlak van de neutronenster en het gas tot zo'n 100 mil
joen graden, waardoor spontaan röntgenstraling wordt uitge
zonden. Omdat de neutronenster om haar as draait, zien we
telkens zo'n hete plek voorbijkomen en ontvangen we een
röntgenpuls.
Ook in bolvormige sterrenhopen zijn pulsars ontdekt. De
eerste werd in 1987 gevonden in de bolvormige sterrenhoop
M 28 in het sterrenbeeld Schutter.
De pulsar PSR+65 pulseert niet bijzonder snel; de puls
periode bedraagt 0,68 seconde. Maar ze is wel door een
andere reden bijzonder: de ster beweegt namelijk sneller
door het Melkwegstelsel dan welk ander bekend object dan ook.
De snelheid is minimaal 800 kilometer per seconde. Dat is
groter dan de ontsnappingssnelheid: de ster zal het melk
wegstelsel op den duur verlaten. Bijzonder is ook dat men
rond de pulsar een nevel heeft ontdekt. Op grond van zijn
vorm heeft men de nevel de bijnaam «gitaarnevel» gegeven.
Deze geïoniseerde nevel is het zichtbare gevolg van de
schokgolf die de pulsar veroorzaakt door zijn snelle
beweging door de interstellaire ruimte.
Tenslotte maakte de astronoom Alexander Wolszcan in het
voorjaar van 1994 de ontdekking bekend van planeten bij
de pulsar PSR 1257+12. Het bestaan van de planeten kwam
aan het licht doordat er kleine fluctuaties optreden in de
radiopulsen van de pulsar.