Sterren
Als je op een heldere maanloze nacht, ver van de bewoonde
wereld, naar de hemel kijkt, kun je enkele duizenden sterren zien.
Sterren zijn eigenlijk zonnen. Onze zon is een
gewone ster! Dat de zon zo helder is komt doordat de zon
veel dichterbij de aarde staat dan de sterren. Daarom
lijkt hij ook erg groot. Veel sterren zijn echter groter
dan de zon. Maar de meeste sterren zijn kleiner.
Op de zon is het vreselijk heet. Dus ook op de sterren. Het
is er zó heet dat er geen vaste stoffen of vloeistoffen
voor kunnen komen. Sterren zijn enorme gasbollen in de
ruimte. Net als de zon.
Dat de sterren niet allemaal even helder zijn heeft drie
redenen. Allereerst staan de sterren niet allemaal even
ver weg. Ook zijn ze niet allemaal even groot. De derde
reden is dat ze niet allemaal even heet zijn.
Zoals gezegd staan de sterren allemaal erg ver weg. Zo
ver weg, dat je ze zelfs in de grootste telescopen niet
groter dan een puntje kunt zien. De zon is de enige ster
waarop we details zoals zonnevlekken kunnen zien. Toch
bedraagt de gemiddelde afstand van de aarde tot de zon
al 149.597.900 kilometer. Vaak ronden we dit af tot 150
miljoen kilometer. Die gemiddelde afstand van de aarde tot
de zon noemen we een
astronomische eenheid. De astronomische
eenheid wordt meestal gebruikt als afstandsmaat voor afstanden
binnen het zonnestelsel.
De sterren staan zo ver van ons vandaan dat we hun afstanden
niet meer in astronomische eenheden opgeven. Laat staan in
kilometers. Nee, de afstanden tot de sterren worden meestal
in lichtjaren opgegeven. Eén
lichtjaar is de afstand die het
licht in één jaar aflegt. Want ook licht gaat niet oneindig
snel. Wel is de snelheid van het licht verschrikkelijk groot.
Iedere seconde legt het licht bijna 300.000 kilometer af (om
precies te zijn 299.793 km). Om van de zon naar de aarde te
reizen heeft het licht slechts 8 minuten en 20 seconden nodig.
In een jaar zitten 60x60x24x365,25 = 31.557.000 seconden.
In die tijd legt het licht dus 31.557.000 x 300.000 =
9.467.280.000.000 kilometer af. Dat is ongeveer 9,5 biljoen
km en ruim 63.000 keer zover als de afstand aarde - zon!
De ster die het dichtst bij de zon staat is
Proxima Centauri.
Deze ster bevindt zich in het sterrenbeeld Centaurus. Proxima
betekent dichtbij. Toch heeft het licht al iets meer dan 4
jaar nodig om vanaf die ster de aarde te bereiken.
Hieronder vind je een lijstje van sterren die minder dan
10 lichtjaar van de aarde staan:
TABEL INVOEGEN
/
dubbelster-systeem.
Daartoe behoren ook de sterren Alfa Centauri A en Alfa
Centauri B. Deze sterren staan zo dicht bij elkaar dat we
ze zonder kijker niet afzonderlijk kunnen zien. Ook Sirius
A en Sirius B vormen een dubbelstersysteem evenals UV Ceti A
en UV Ceti B.
Je zou eigenlijk verwachten dat de sterren op de vorige
bladzijde allemaal makkelijk met het blote oog zichtbaar
moeten zijn. Ze staan immers erg dichtbij in vergelijking
met alle andere sterren. Toch is dat niet zo. Alleen de
sterren Alfa Centauri A en B en Sirius A zijn helder genoeg om
met het blote oog zichtbaar te zijn. Dat betekent dat de andere
de andere sterren of betrekkelijk koel, of erg klein moeten zijn.
Of een ster heet of juist koel is kun je eenvoudig zien.
Je hoeft alleen maar naar de
kleur te kijken. Ons oog is
gevoelig genoeg om zonder hulpmiddelen van de helderste
sterren de kleur te kunnen zien. Bij de wat zwakkere
sterren lukt dat niet meer. Dan heb je een verrekijker of
sterrekijker nodig.
Hoe
heter een ster, hoe
blauwer zijn kleur. Hoe
koeler de
ster, hoe
roder zijn kleur. Als we het over de temperatuur van een
ster hebben, bedoelen we de temperatuur aan het oppervlak
van die ster. Naar binnen toe wordt het snel veel heter.
Wat temperatuur en kleur betreft kunnen we de sterren in
een aantal klassen verdelen. Al deze klassen hebben een
letter gekregen. Zo kennen we de klassen O, B, A, F, G, K
en M. Deze klassen noemen we
spectraalklassen. Bijna alle
sterren behoren tot een van deze klassen. Uit de spectraal
klasse of spectraaltype kunnen we de kleur en de temperatuur
aan het oppervlak van een ster bepalen. Dat kun je zien in
het lijstje op de volgende bladzijde.
Je ziet dat het helemaal niet zo moeilijk is. Probeer de
volgorde van de letters uit je hoofd te leren. Dat kan bij
voorbeeld met het zinnetje «
Onze
Buurman
Aantjes
Fotografeert
Graag
Kleine
Meisjes» of «
Ons
Bezoek
Aan
Franeker
Garandeert
Kostelijke
Momenten». De beginletters van ieder woord in deze
zinnetjes vormen de juiste volgorde in de spectraalklassen.
Nu is het natuurlijk niet zo dat een witte ster altijd
precies een oppervlakte-temperatuur van precies 10.000 graden
heeft. Of een gele ster een oppervlakte-temperatuur van
precies 6.000 graden. Een gele ster kan best 5500 graden
heet zijn, of 6500 graden. Maar dan is het spectraaltype
niet precies G. We kunnen bij de spectraalklassen namelijk
een nog fijnere verdeling maken. Deze verdeling gaat van
0 tot en met 9. Zo heeft een ster met een temperatuur van
10.000 graden het spectraaltype A0. Is de temperatuur iets
lager, dan is het spectraaltype A1. Zo kunnen we verder
gaan tot spectraaltype A9. Die sterren zijn al wat wit-geel,
terwijl de temperatuur nog maar 8200 graden bedraagt. Is
bij een ster de temperatuur nóg iets lager (namelijk 8.000
graden), dan is het spectraaltype F0.
Van één ster kunnen we heel duidelijk zijn kleur zien: de zon.
De kleur geel komt overeen met een oppervlaktetemperatuur van
6000°. De juiste temperatuur van de zon is echter iets lager,
namelijk 5700°. Het spectraaltype van de zon is daarom ook niet
precies G0, maar G2.
Hieronder geven we je een lijstje van enkele heldere sterren.
Probeer ze eens aan de hemel te vinden en kijk eens of je
inderdaad de kleur kunt onderscheiden.
zien is dat ze niet allemaal even groot zijn. Hele grote
sterren noemen we
reuzen. Sterren die nóg veel groter zijn
dan reuzen worden
superreuzen genoemd. Betelgeuze in het
sterrenbeeld Orion is zo'n superreus. Deze ster heeft een
middellijn van maar liefst meer dan 400 miljoen kilometer.
Dat is meer dan de doorsnede van de aardbaan om de zon. En
dan te bedenken dat er sterren zijn die nog aanmerkelijk
groter zijn dan Betelgeuze.
Sterren die erg klein zijn noemen we
dwergen. Een van de
kleinste normale sterren is de witte dwerg LP-327-16. Deze
ster is pas in mei 1962 ontdekt. Zijn middellijn bedraagt
slechts ongeveer 1700 kilometer. Dat is slechts de helft
van de middellijn van de maan. Er zijn echter ook sterren
die weer veel kleiner zijn dan dwergsterren. Dat zijn bij
voorbeeld
neutronensterren. Deze hebben een middellijn van
slechts 20 kilometer. Toch zijn ze wel even zwaar als de zon.
Neutronensterren zijn dan ook hele bijzondere sterren.
Hieronder vind je een lijst van de 16 helderste
sterren. Ook is de helderheid (
schijnbare magnitude), de
afstand in lichtjaar en het
spectraaltype (Sp) gegeven.
naam sterrenbeeld helderheid afstand in Sp
(magnitude) lichtjaar
Sirius Grote Hond - 1,46 9 A1
Canopus Kiel - 0,72 365 F0
Toliman Centaurus - 0,27 4 K5
Arcturus Boötes - 0,04 35 K2
Wega Lier + 0,03 26 A1
Capella Voerman + 0,08 45 G5
Rigel Orion + 0,11 1300 B8
Procyon Kleine Hond + 0,38 11 F5
Achernar Eridanus + 0,46 78 B9
Betelgeuze Orion + 0,60 470 M2
Hadar Centaurus + 0,61 325 B3
Altair Adelaar + 0,77 16 A7
Aldebaran Stier + 0,85 64 K5
Acrux Zuiderkruis + 0,86 300 B1
Antares Schorpioen + 0,94 365 M1
Spica Maagd + 0,97 220 B2
een ster zoals we die vanaf de aarde zien. Hoe kleiner de
schijnbare magnitude hoe helderder de ster. De zwakste sterren
die je onder goede weersomstandigheden nog net zonder
kijker kunt zien hebben een helderheid van magnitude 6. Ze
zijn honderd keer zwakker als een ster van magnitude 1.
Van de 16 helderste sterren op de vorige bladzijde kun je
aan het spectraaltype zien dat Acrux de grootste opper
vlakte-temperatuur heeft. Betelgeuze behoort tot de helderste
sterren alhoewel de ster veel verder weg staat dan de andere
heldere sterren. Bovendien is het de ster met de laagste
oppervlakte-temperatuur. Kijk maar naar het spectraaltype.
Dan moet Betelgeuze inderdaad wel heel erg groot zijn.
Anders kan deze ster nooit zo helder zijn. We hebben al
verteld dat Betelgeuze een superreus is. Om precies te
zijn een rode superreus.
Je weet inmiddels al dat er hele grote en hele kleine
sterren zijn. Er zijn sterren die duizend keer groter zijn
dan de zon. We mogen echter niet zeggen dat zo'n ster
dan ook duizendmaal meer inhoud heeft. Dat willen we
uitleggen met een voorbeeld. Stel je hebt een grote kist
van 100 cm lang, 100 cm breed en 100 cm hoog. Die ga je
vullen met blokken van 10 cm lang, 10 cm breed en 10 cm
hoog. Je ziet dat de doorsnede van de kist 10 keer zo
groot is als de doorsnede van de blokjes. Hoeveel blokjes
gaan er eigenlijk in de kist. Wel op de bodem kun je al
10 keer 10 = 100 blokjes kwijt. Bovendien kun je 10 van
deze lagen maken. In de kist gaan dus 10 x 10 x 10 is maar
liefst 1000 blokjes. Zo gaat het ook bij sterren. De zon
heeft een middellijn die ruim 100 keer groter is als de
middellijn van de aarde. Stel dat je de zonnebol zou kunnen
vullen met aardbolletjes. Dat zou je merken dat er meer
dan één miljoen aardbollen in de zon gaan. Het volume
van de zon is dus meer dan 1 miljoen keer het volume van
de aarde. Met
volume bedoelen we de hoeveelheid ruimte
die door iets wordt ingenomen.
Je kunt je wel indenken dat de sterren heel erg zwaar
zullen zijn. Dus erg veel
massa zullen hebben. Maar is
de massa (de hoeveelheid materie) van een ster nu ook zo
veel groter ten opzichte van andere sterren als het volume?
Zeker niet! De meeste sterren zijn hooguit 10 keer zwaarder
dan de zon of hooguit 10 keer lichter. Dat komt doordat
alle gasdeeltjes bij een kleine ster erg dicht op elkaar
zitten. Je kunt het vergelijken met een emmer sneeuw waarvan
we de sneeuw stevig hebben aangestampt. De gasdeeltjes in de
kleine ster worden als het ware samengeperst in een kleine
ruimte. Als echter het volume van een ster groot is, dan
zullen de gasdeeltjes veel minder dicht op elkaar zitten.
Zo zijn er sterren waarvan een luciferdoosje vol van de
materie van zo'n ster hier op aarde vele duizenden kilo's
zou wegen. Dat zijn kleine sterren, waar alle gasdeeltjes
heel dicht op elkaar zitten.
Van grote sterren zal een luciferdoosje vol materie van
die ster maar weinig wegen. Hier zitten namelijk veel
minder gasdeeltjes in omdat de gasdeeltjes van zo'n grote
ster niet dicht op elkaar gepakt zitten.
Eigenlijk zouden we ook moeten praten over het
soortelijk
gewicht. Hiermee bedoelen we hoeveel één liter van een
bepaalde stof weegt. Het soortelijk gewicht van water is
precies 1. Eén liter water weegt precies één kilogram.
Een liter lucht weegt natuurlijk veel minder. Het soortelijk
gewicht van lucht is dan ook veel kleiner dan dat van water.
Een liter lood weegt echter ruim 11 kilogram. Daarom is het
soortelijk gewicht van lood ook ruim 11.
Zo kunnen we ook het soortelijk gewicht van sterren bepalen.
Bij kleine sterren is het soortelijk gewicht erg groot omdat
alle gasdeeltjes erg dicht op elkaar zitten. Grote sterren
hebben een veel kleiner soortelijk gewicht.