Pulserende sterren
Pulserende sterren zijn
veranderlijke sterren. Ze veranderen
van helderheid doordat ze afwisselend opzwellen en weer in
krimpen. Dit groter en kleiner worden noemen we
pulseren.
Pulserende veranderlijke sterren worden weer onderverdeeld
in negen verschillende typen. Het zijn:
Langperiodieke Cepheïden zijn genoemd naar de ster Delta
in het sterrenbeeld Cepheus (b Cephei). De helderheid van
b Cephei verandert van magnitude 3,8 tot 4,6. Zoals bij
alle pulserende sterren komt dit doordat de ster opzwelt
en inkrimpt. Om één keer op te zwellen en weer in te krimpen
heeft b Cephei 5,4 dagen nodig. Dat is dan ook de
periode van deze ster. De helderheid van deze ster neemt sneller
toe dan dat ze afneemt. b Cephei heeft ruim 2 dagen nodig
om van zijn minimum in zijn maximum te komen. Daarna
duurt het ongeveer 3 dagen voordat de ster opnieuw zijn
minimum bereikt.
Door het uitzetten en inkrimpen van pulserende sterren
verandert ook de temperatuur. Als de temperatuur aan het
oppervlak van de ster het grootst is, straalt de ster
het meeste licht uit. De helderheid is dan ook het grootst:
De ster staat in zijn maximum. Tijdens het maximum is de
temperatuur van b Cephei ongeveer duizend graden hoger
dan tijdens het minimum. In het minimum is de temperatuur
het laagst. De ster straalt dan ook het minste licht uit.
Doordat de temperatuur verandert, verandert bovendien de
kleur van de ster. Tijdens het maximum is de kleur wat
witter dan normaal. Tijdens het minimum is de kleur meer
geelachtig of oranje. Door het pulseren verandert een
Cepheïde ook nog voortdurend van grootte. Halverwege het
minimum en maximum is zo'n ster het grootst. Halverwege
het maximum en minimum het kleinst.
Alle Cepheïden zijn
superreuzen. Dat zijn hele grote sterren
met een geweldige lichtkracht. Zo heeft de ster b Cephei een
middellijn van gemiddeld 47 miljoen kilometer. Dat is ongeveer
36 keer zo groot dan de middellijn van de zon!
Er bestaat een verband tussen de periode
en de
absolute
magnitude van Cepheïden. Dat ontdekte
Henriëtte Leavitt in
1912. De periode is de tijd die een veranderlijke ster
nodig heeft om vanaf het moment van grootste helderheid
opnieuw het maximum te bereiken. De absolute magnitude
geeft de werkelijke lichtkracht van de ster aan. Het is
de helderheid die een ster zou hebben als hij op een
afstand van 10
parsec zou staan. Dat is 32,6
lichtjaar, want
een afstand van één parsec is gelijk aan 3,26 lichtjaar.
Henriëtta Leavitt ontdekte dat hoe langer de periode van
een Cepheïde is, des te groter ook zijn werkelijke licht
kracht is. Dit verband tussen periode en absolute helderheid
wordt de
Cepheïdenwet genoemd. Ook de naam
periode-lichtkracht
wet wordt veel gebruikt. Met de periode-lichtkracht-wet
kunnen sterrenkundigen heel gemakkelijk de absolute helder
heid te weten komen als de periode bekend is. En omdat ze
de schijnbare magnitude van de ster weten, is het ook
mogelijk de afstand te berekenen. Cepheïden zijn dan ook
heel erg belangrijk voor afstandsbepaling in het heelal.
Tot 1952 dachten de sterrenkundigen dat de Cepheïdenwet
voor alle Cepheïden zou gelden. Maar in dat jaar ontdekte
Walter Baade dat er eigenlijk twee soorten Cepheïden zijn.
Ze hebben beide hun eigen periode-lichtkracht-wet. Sinds
dien hebben we het over
Cepheïden I en
Cepheïden II. De
ster b Cephei is het bekendste voorbeeld van de groep
Cepheïden I. Ze worden ook wel
klassieke Cepheïden genoemd.
Ze zijn immers het langst bekend. De ster W Virginis in
het sterrenbeeld Maagd is een bekend voorbeeld van de groep
Cepheïden II. Daarom worden de sterren van deze groep vaak
W-Virginis-sterren genoemd.
De klassieke Cepheïden stralen meer licht uit dan de W
Virginis-sterren. Gemiddeld is het helderheidsverschil
ongeveer 1,4 magnituden bij sterren van dezelfde periode.
W Virginis-sterren veranderen wat minder regelmatig van
helderheid dan klassieke Cepheïden.
Hieronder (excuses - figuur ontbeekt nog , red.) laten we je het verband zien tussen de periode
en de lichtkracht van klassieke Cepheïden. Naast de
periode vind je de absolute magnitude (M). De periode
is in dagen aangegeven.
Klassieke Cepheïden komen vooral voor in de platte schijf
van ons melkwegstelsel. W Virginis-sterren komen ook vaak
daarbuiten voor.
RR Lyrae-sterren lijken eigenlijk veel op Cepheïden. Alleen
geldt voor deze groep pulserende veranderlijke sterren niet
dat een grotere periode ook een grotere lichtkracht betekent.
Alle RR Lyrae-sterren hebben ongeveer dezelfde lichtkracht:
zo'n 50 tot 65 keer de lichtkracht van de zon. De periode van
deze sterren is veel korter dan de periode van de Cepheïden.
Bij Cepheïden is de periode meestal een vrij groot aantal
dagen. Bij de RR Lyrae-sterren ligt de periode tussen één
uur en één dag! Ze worden daarom wel eens
kortperiodieke
Cepheïden genoemd.
RR Lyrae-sterren komen overal in ons melkwegstelsel voor.
Er zijn er echter veel gevonden in
bolvormige sterrenhopen.
Daarom worden ze ook wel
clusterveranderlijken genoemd.
Cluster is een Engels woord voor sterrenhoop. De sterren
in een bolvormige sterrenhoop staan allemaal ongeveer even
ver weg. Als alle RR Lyrae-sterren ongeveer dezelfde licht
kracht hebben, moet de schijnbare helderheid van dit type
sterren in zo'n bolhoop ongeveer hetzelfde zijn. Dit klopt
ook uitstekend. In de bolvormige sterrenhoop
Omega Centauri hebben alle RR Lyrae-sterren een schijnbare magnitude van
ongeveer 14,6. In de bolvormige sterrenhoop M 3 in het
sterrenbeeld Jachthonden hebben ze een schijnbare magnitude
van ongeveer 15,7. De bolvormige sterrenhoop M3 staat dan
ook verder weg dan Omega Centauri. RR Lyrae-sterren zijn
daarom goed te gebruiken bij afstandsbepaling in het
heelal.
De ster RR Lyrae is de helderste ster van dit type. Hij
werd in 1901 ontdekt op de Harvard-sterrenwacht. In 0,57
dagen verandert de helderheid van magnitude 7,1 tot 8,0.
Over het algemeen hebben RR Lyrae-sterren een wat hogere
oppervlakte-temperatuur dan Cepheïden. Cepheïden zijn oranje
of geel van kleur. Ze hebben een oppervlakte-temperatuur
van ongeveer 4500 tot 7000 graden. RR Lyrae-sterren zijn
geel of wit. Hun oppervlakte-temperatuur ligt tussen 8000
en 10.000 graden.
Delta Scuti-sterren zijn genoemd naar de ster Delta (d) in
het sterrenbeeld Schild. Scutum is de Latijnse naam van dit
sterrenbeeld. d Scuti was de eerste ster van dit type dat
ontdekt werd. Delta Scuti-sterren lijken veel op RR Lyrae
sterren. Wel is het verschil tussen grootste en kleinste
helderheid veel kleiner dan bij RR Lyrae-sterren. Ook het
pulseren gaat bij deze sterren veel sneller. Sterren van
het d Scuti-type hebben dan ook een zeer korte periode:
meestal minder dan één uur.
Over het algemeen hebben d Scuti-sterren een wit-gele
kleur. De temperatuur aan het oppervlak van deze sterren
bedraagt ongeveer 8000 graden. Er zijn niet zo erg veel
sterren van dit type bekend. d Scuti zelf varieert in
helderheid van magnitude 4,7 tot 4,8. Je ziet dat het
helderheidsverschil tussen maximum en minimum maar erg
klein is. Het duurde niet voor niets tot 1935 alvorens
ontdekt werd dat het een veranderlijke ster was. De periode
bedraagt 0,19 dagen. Dat is minder dan 5 uur!
De volgende groep pulserende veranderlijke sterren waar
we je iets over vertellen zijn de
Beta Canis Majoris-sterren. Ze worden ook wel
Beta Cephei-sterren genoemd.
Beide namen kun je tegen komen want ze worden vaak door
elkaar gebruikt. Het gaat echter om hetzelfde type
pulserende sterren. Beta (b) Canis Majoris is de op één
na helderste ster van het sterrenbeeld Grote Hond. In
het Latijn het dit sterrenbeeld Canis Major.
Bij Beta Canis Majoris-sterren is het verschil tussen
maximum en minimum (dus tussen grootste en kleinste
helderheid) niet erg groot. Overigens wordt het verschil
tussen grootste en kleinste helderheid
amplitude genoemd.
BŠta Canis Majoris-sterren hebben drie tot tien uur
nodig om één keer uit te zetten en weer in te krimpen.
De sterren van dit type zijn erg heet. Hun oppervlakte
temperatuur ligt in de buurt van de 15 tot 20.000 graden.
Ze hebben dan ook een blauwwitte kleur.
Langperiodieke veranderlijke sterren of
Mira-sterren zijn
allemaal
rode superreuzen. Ze hebben middellijnen die
honderden keren groter zijn dan de middellijn van de zon. Zo
is de ster
Mira (in het sterrenbeeld Walvis) zelf 700 keer
groter dan onze zon!
De periode van Mira-sterren is veel groter dan die van de
typen die we hiervoor besproken hebben. Ook het verschil
tussen grootste en kleinste helderheid (de amplitude) is
veel groter. Voor Mira-sterren bedraagt deze amplitude
gemiddeld ongeveer 5 magnituden. Dat betekent dat een
Mira-ster tijdens het maximum ongeveer honderd keer zo
veel licht uitstraalt dan tijdens het minimum. De periode
van Mira-sterren ligt meestal tussen de 250 en 350 dagen.
Dus iets minder dan een jaar. Sommige Mira-sterren hebben
echter een periode die wat langer of juist wat korter is.
Mira zelf is de bekendste langperiodieke veranderlijke
ster. Tijdens het maximum kun je de ster gemakkelijk
zonder kijker zien. De schijnbare helderheid kan dan
magnitude 2 worden. Mira is dan ongeveer net zo helder
als de Poolster. Maar vaak wordt de ster tijdens het maximum
niet helderder dan magnitude 3 of 4. Het minimum ligt bij
Mira ongeveer bij magnitude 10.
Tijdens het minimum bedraagt de hoogste oppervlakte
temperatuur van Mira slechts ongeveer 1900°C. Maar
als de ster zijn grootste helderheid bereikt is deze
temperatuur tot ongeveer 2600°C gestegen. Uit dit
verschil in temperatuur kunnen de sterrenkundigen bere
kenen dat Mira tijdens het maximum 3x keer zoveel energie
uitstraalt dan tijdens het minimum. Toch is het verschil
tussen grootste en kleinste helderheid bij Mira zo'n
6« magnitude. Mira is tijdens het maximum dus ongeveer
vijfhonderd keer zo helder dan tijdens het minimum. Hoe
kan dat, als hij toch maar 3x keer zo veel energie uit
straalt? Wel, als de ster zijn hoogste temperatuur heeft
bereikt, straalt hij voornamelijk zichtbaar licht uit.
Bij zijn laagste temperatuur wordt er voornamelijk
infra
rode straling uitgezonden. Infrarood-straling is warmte
straling. Die kunnen wij niet zien. Daardoor lijkt de
ster veel minder straling uit te zenden dan in werkelijk
heid het geval is.
Mira-sterren of langperiodieke veranderlijke sterren
vormen verreweg de grootste groep pulserende veranderlijke
sterren. Maar het helderheidsverloop van deze sterren is
over het algemeen lang niet zo gelijkmatig als bij de
typen die we tot nu toe besproken hebben.
Halfregelmatigen zijn ook pulserende rode reuzen of rode
superreuzen. Hun helderheidsverloop is echter veel minder
regelmatig. Enkele bekende voorbeelden van halfregelmatigen
zijn de sterren Antares in het sterrenbeeld Schorpioen,
Betelgeuze in Orion en m (de Griekse letter Mu) Cepheus.
W. Herschel gaf æ Cepheus de naam «granaatster» vanwege
zijn helderrode kleur. In totaal zijn er meer dan 2200
veranderlijken van dit type bekend.
RV Tauri-sterren zijn over het algemeen gele sterren die
vrij veel licht uitstralen. Ze zijn genoemd naar de ster
RV Tauri in het sterrenbeeld Stier. De Latijnse naam van
dit sterrenbeeld is Taurus.
De periode van RV Tauri-sterren ligt tussen de 50 en 150
dagen. In die tijd veranderen ze ongeveer drie magnituden
in helderheid. Opvallend bij deze sterren is dat de ster
de ene keer in het minimum zwakker is dan de andere keer.
Peculiaire A-sterren of
Ap-sterren hebben een periode
van 1 tot 25 dagen. De amplitude bedraagt slechts 0,1
of 0,2 magnituden. Opvallend bij dit type veranderlijke
sterren is dat de intensiteit van de lijnen in het
spectrum in dezelfde periode verandert. Bovendien ver
andert ook vaak de magnetische veldsterkte van de
ster. Ook dat kunnen we uit het spectrum van de ster te
weten komen. Er zijn meer dan honderd peculiaire A-sterren
bekend. De bekendste is de ster Alfa (a) Canum Venaticorum.
Canes Venatici is de Latijnse naam van het sterrenbeeld
Jachthonden.
Weet je waar de naam van dit type pulserende sterren van
daan komt? Wel, A-sterren zijn gewone sterren, geel-wit van
kleur, behoorlijk heet en met duidelijke waterstoflijnen
in het spectrum. Toen er A-sterren werden ontdekt die van
helderheid veranderden en waarbij ook de intensiteit van
de spectraallijnen wisselde, noemde men deze sterren
peculiair. Dat is een moeilijk woord dat «vreemd» betekent.
Vreemde A-sterren dus. En Ap-sterren (spreek uit: A-p-ster
ren) is gewoon een afkorting van peculiaire A-sterren.
De laatste groep pulserende veranderlijke sterren zijn de
onregelmatig veranderlijke sterren. Zoals de naam al aan
geeft is er bij dit type helemaal geen regelmaat in de
helderheidsveranderingen. Alle onregelmatig veranderlijke
sterren zijn reuzen of superreuzen. Het verschil tussen de
grootste en kleinste helderheid bedraagt nooit meer dan
twee magnituden. Meestal is de amplitude veel kleiner,
namelijk een halve magnitude. We kennen tot dusver ongeveer
1700 onregelmatig veranderlijke sterren. Een van de bekendste
voorbeelden van een onregelmatig veranderlijke ster is
RW Aurigae in het sterrenbeeld Voerman.