Eigenbeweging
De sterren in de ruimte staan niet stil. Ze bewegen met
reusachtige snelheden ten opzichte van elkaar. Zo beweegt
onze zon zelf met een snelheid van ongeveer twintig kilometer
per seconde ten opzichte van de nabijgelegen sterren.
En natuurlijk beweegt door de aantrekkingskracht van de zon
het gehele zonnestelsel mee.
Het punt tussen de sterren waar de zon naar toe beweegt
noemen we het
apex. Je hebt natuurlijk wel eens in een auto
door een straat gereden. Door je eigen snelheid lijkt het
dan net alsof alle huizen bewegen. Uit de beweging van de
huizen kun je afleiden in welke richting je zelf rijdt.
Hetzelfde geldt eigenlijk ook voor de zon en de sterren. De
zon stelt de auto voor. De sterren de huizen. Uit de
beweging van de sterren in de buurt van de zon kunnen we
nu afleiden in welke richting de zon beweegt. Maar het is
wel erg moeilijk. De sterren bewegen immers zelf ook. Het
lijkt net, alsof je door een straat rijdt, waar alle huizen
aan het wandelen zijn.
Het punt tussen de sterren waar de zon naar toe beweegt - dus
het apex - ligt in het sterrenbeeld Hercules. Het punt hier
precies tegenover noemen we het
antapex. Daar lijkt de zon
vandaan te komen. Het antapex ligt in het sterrenbeeld Duif,
vlakbij de Grote Hond. De beweging van de sterren ten
opzichte van elkaar noemen we de
eigenbeweging van de
sterren.
De eerste die de eigenbeweging van de sterren opmerkte was
de Engelse sterrenkundige
Edmund Halley die leefde van 1656
tot 1710. Hij ontdekte dat de posities van de sterren
Sirius, Procyon en Arcturus wat verschoven waren ten opzichte
van hun plaats zoals ze in oude steratlassen vermeld stonden.
Tegenwoordig zijn er ruim zestig sterren bekend die een
eigenbeweging hebben van meer dan 2
boogseconden per jaar.
Hiervan zijn er slechts enkele zó helder dat we ze met het
blote oog kunnen zien.
De ster met de grootste eigenbeweging is de Ster van Barnard.
Deze ster is in 1916 ontdekt door de Amerikaanse sterren
kundige
E.E. Barnard. Hij vergeleek twee fotografische
platen met elkaar. Eén ervan had hij pas gemaakt en de
andere was in 1894 genomen. Dus 22 jaar eerder. Hij merkte
een sterretje op dat duidelijk van plaats was verschoven.
Ter ere van Barnard werd dit sterretje later de
Ster van
Barnard genoemd.
Het is een zwak rood sterretje dat zich
jaarlijks over een afstand van 10,31 boogseconden verplaatst.
In 180 jaar legt hij een schijnbare afstand van een halve
graad af. Dat is de middellijn van de Volle Maan. Bovendien
beweegt het sterretje in de richting van de zon met een
snelheid van 108 kilometer per seconde. Over tienduizend
jaar zal de afstand tot de zon het korst zijn: iets minder dan
4 lichtjaar. De eigenbeweging van de ster zal dan toegenomen
zijn tot maar liefst ruim 25 boogseconden per jaar!
In de tabel hieronder geven we de tien sterren met de
grootste eigenbeweging. In de eerste kolom vind je de
naam van de ster met daarachter het sterrenbeeld waarin
de ster staat en de eigenbeweging. In de vierde kolom staat
de
schijnbare magnitude en in de vijfde de
spectraalklasse.
In de laatste kolom vind je het aantal jaren dat de ster
nodig heeft om één graad aan de hemel af te leggen!
Ster van Kapteyn | Schildersezel | 8,70 | 10,0 | M0 | 410 |
Groombridge 1830 | Grote Beer | 7,04 | 7,0 | G5 | 510 |
Lacaille 9352 | Zuidervis | 6,90 | 8,6 | M2 | 520 |
Cordoba 32416 | Beeldhouwer | 6,11 | 10,0 | M3 | 590 |
Ross 619 | Kreeft | 5,40 | 14,2 | M6 | 670 |
61 Cygni A | Zwaan | 5,22 | 6,2 | K5 | 690 |
61 Cygni B | Zwaan | 5,22 | 7,2 | K7 | 690 |
Lalande 21185 | Grote Beer | 4,78 | 8,9 | M2 | 750 |
Wolf 359 | Leeuw | 4,71 | 15,7 | M6 | 760 |
Aan de schijnbare magnitude van deze sterren kun je zien dat
geen van de sterren in de lijst helderder is dan magnitude 6.
Dit betekent dat ze geen van allen met het blote oog zicht
baar zijn. Alle sterren in de lijst staan betrekkelijk
dichtbij. Anders zouden ze nooit zo'n grote eigenbeweging
kunnen hebben. Toch stralen ze maar weinig licht uit. Dat
komt omdat ze stuk voor stuk erg klein zijn met een lage
oppervlakte-temperatuur. Aan het spectraaltype kun je dat
zien. De meeste sterren hebben spectraaltype M. Dat zijn
rode sterren. En rode sterren zijn betrekkelijk koel.
Alle sterren die we met het blote oog kunnen zien hebben
een zó kleine eigenbeweging dat er hele nauwkeurige
instrumenten nodig zijn om die te meten. Vandaar dat we
mogen zeggen dat de sterrenhemel niet verandert door de
eigenbeweging van de sterren. Tenminste niet in een
mensenleven. Op de lange duur zal de sterrenhemel hierdoor
wel veranderen.