Spectraaltype
De kleur van een ster hangt samen met zijn oppervlakte
temperatuur. Hoe koeler de ster, des te roder zijn kleur.
Hoe heter een ster, des te blauwer zal zijn kleur zijn.
Wat temperatuur en kleur betreft kunnen we de sterren
in een aantal klassen verdelen. Al deze klassen hebben
een letter gekregen. Zo kennen we de klassen O, B, A, F,
G, K en M. Deze klassen noemen we spectraalklassen of
spectraaltypen. Bijna alle sterren behoren tot één van
deze klassen. Uit het spectraaltype kunnen we de kleur
en de temperatuur aan het oppervlak van een ster bepalen.
Dat kun je heel goed zien in het lijstje op de volgende
bladzijde. Overigens behoren verreweg de meeste sterren
tot spectraalklasse M. Namelijk ongeveer 73%. 14% behoort
tot spectraalklasse K, 9% tot klasse G, 3% tot klasse F en
1% tot klasse A. De B- en O-klasse zijn nog veel zeldzamer.
Van iedere duizend sterren is er slechts één te vinden
met spectraalklasse B. En van iedere miljoen sterren is
er nog niet één te vinden met spectraalklasse O!
Je ziet dat het niet zo moeilijk is als het lijkt. Probeer
de volgorde van de letters uit je hoofd te leren. Dat kan
bijvoorbeeld met het zinnetje 'Onze Buurman Aantjes Foto
grafeert Graag Kleine Meisjes', of 'Ons Bezoek Aan Franeker
Garandeert Kostelijke Momenten.' De beginletters van ieder
woord in deze zinnetjes vormen de juiste volgorde in de
spectraalklassen.
Nu is het natuurlijk niet zo dat een witte ster altijd
precies een oppervlakte-temperatuur heeft van 10.000°. Of
een gele ster een oppervlakte-temperatuur van precies
6.000°. Een gele ster kan best 5500° heet zijn, of 6500°.
Maar dan is het spectraaltype niet precies G! We kunnen
bij de spectraaltypen namelijk nog een fijnere onderverdeling
maken. Deze verdeling gaat van 0 tot en met 9. Zo heeft een
ster met een temperatuur van 10.000° het spectraaltype A0.
Is de temperatuur iets lager, dan is het spectraaltype A1.
Zo kunnen we verder gaan tot A9. Die sterren zijn al
behoorlijk wit-geel, terwijl de temperatuur nog maar 8200°
bedraagt. Is bij een ster de oppervlakte-temperatuur nóg
wat lager (8.000°), dan is het spectraaltype F0.
Van één ster kunnen we heel duidelijk zijn kleur zien. Dat
is natuurlijk onze eigen zon. Duidelijk is te zien dat de
kleur van de zon geel is. Deze kleur komt overeen met een
temperatuur van 6.000°. De juiste oppervlakte-temperatuur
van de zon is echter iets lager, namelijk 5700°. Het
spectraaltype van de zon is daarom ook niet precies G0,
maar G2.