Straling
Wat is licht? Die vraag is eigenlijk nog nooit goed be
antwoord. Licht zorgt ervoor dat je iets kunt zien. Bijna
al het licht dat in onze ogen terecht komt is afkomstig
van de zon. De zon straalt licht uit. Een deel van dat
licht komt op aarde terecht. Huizen, bomen, alle dingen
om ons heen, weerkaatsen het zonlicht. Zo komt het dat we
die dingen zien.
Het licht van de zon is geelachtig van kleur. Toch zien we
een boom groen. Hoe komt dat, als de boom het zonlicht
weerkaatst?
Het zonlicht bestaat eigenlijk uit alle kleuren van de
regenboog door elkaar: rood, oranje, geel, groen, blauw.
Onze boom weerkaatst maar een klein deel van het zonlicht.
Voornamelijk het groene deel. De rest van het licht wordt
door de boom zelf gebruikt. Hij heeft licht nodig om te
leven. Al het leven op aarde heeft licht nodig. Het lijkt
net of er een bepaalde kracht in licht zit die wij nodig
hebben. Op de juiste manier gezegd: het licht heeft een
bepaalde
energie. Verschillende kleuren licht hebben ver
schillende energieën. Rood licht heeft een vrij lage
energie. Blauw licht heeft juist een hoge energie.
Vroeger hebben de natuurkundigen lang gezocht naar de
opbouw van licht. Sommigen dachten dat licht uit kleine
deeltjes bestaat. Anderen dachten dat licht een golf
verschijnsel is, ongeveer net als een golf in een plas
water. Eigenlijk hadden ze allemaal een beetje gelijk.
Licht bestaat inderdaad uit hele kleine «deeltjes».
Het zijn eigenlijk lichtpakketjes; héél kleine brokjes
energie. Ze worden
fotonen genoemd. Fotonen van rood
licht hebben een lagere energie dan fotonen van blauw
licht. Licht is ook een soort golfverschijnsel. Het is
erg moeilijk dat goed uit te leggen. De afstand tussen
twee opeenvolgende golven noemen we de
golflengte. Die
afstand is bij lichtgolven ontzettend klein. De golflengte
van licht is nog minder dan één duizendste millimeter!
Lichtgolven hebben een zeer hoge snelheid: 300.000 kilo
meter per seconde. Die snelheid noemen we de
lichtsnelheid.
Omdat de golflengte van licht zo vreselijk klein is, zullen
per seconde vreselijk veel golfjes een bepaald punt passeren.
Het aantal golfjes dat in één seconde voorbijkomt, heet
de
frequentie. Niet iedere kleur licht heeft dezelfde
golflengte. Rood licht heeft een langere golflengte dan
blauw licht. Van blauw licht komen er daarom meer golfjes
per seconde voorbij: blauw licht heeft een hogere
frequentie dan rood licht.
Nog even herhalen? Blauw licht heeft veel energie, een
korte golflengte en een hoge frequentie (meer golfjes per
seconde). Rood licht heeft minder energie, een langere
golflengte en een lagere frequentie.
Bestaat er nu ook licht met nóg minder energie dan rood
licht? Ja hoor! Dat «licht» noemen we
infrarode straling!
De energie is lager dan van rood licht, de frequentie is
lager en de golflengte is groter. Er is nog een veel be
langrijker verschil met rood licht: infrarode straling
kunnen we niet zien. Daarom noemen we het geen licht, maar
straling. Licht is natuurlijk ook straling, maar alleen
zichtbare straling. Infrarode straling kunnen we wel voelen:
het is namelijk
warmte-straling! Ieder voorwerp straalt
infrarode straling uit. Er zijn fotografische films waarmee
je infrarode straling kunt fotograferen. Op zo'n foto worden
warme plekken wit en koude plekken zwart. Als je zo'n foto
zou maken van iets dat je hebt vastgehouden, zou je precies
kunnen zien waar je het hebt vastgehouden. Op de plaatsen waar
je vingers zaten is dat voorwerp wat warmer. Die delen van
dat voorwerp zenden daarom wat meer infrarode straling uit.
Infrarode straling is in de sterrenkunde ook erg belang
rijk. Sterren die nog maar heel jong zijn stralen nog geen
zichtbaar licht uit. Wel warmtestraling! Met een infrarood
telescoop zijn zulke objecten te ontdekken. Dat gaat
natuurlijk niet zo maar! De telescoop moet zelf heel koud
zijn, anders krijg je valse warmtestraling! Hij moet ook
hoog op een berg staan, want de
dampkring van de aarde
houdt vrij veel infrarode straling tegen. Infrarode straling
wordt daarom ook vaak waargenomen met satellieten die om
de aarde draaien.
Alle straling die nog minder energie heeft dan infrarode
straling noemen we
radiostralinghele lange golflengte en dus een vrij lage frequentie. Veel
objecten in het heelal zenden radiostraling uit. Je moet
nu niet denken dat ze muziek maken. Als je de radiostraling
van de zon in een speciaal toestel in geluid omzet, hoor je
alleen gesis, gekraak, gepiep en gefluit. Er is niets aan.
Om radiostraling uit het heelal waar te nemen kunnen we
gewoon instrumenten op aarde gebruiken. Het is ook niet erg
als het bewolkt is, want de radiostraling gaat daar dwars
doorheen. Alleen radiostraling met héél lange golflengte
kan vanaf de aarde niet waargenomen worden. De dampkring
kaatst deze straling terug het heelal in.
Net zo als er straling is met minder energie dan rood
licht, is er ook straling met meer energie dan blauw
licht. Die straling is meestal flink gevaarlijk. In de
eerste plaats is er de
ultraviolette straling. Je hebt er
misschien wel eens van gehoord. De zon straalt ook
ultraviolette straling uit. Het meeste wordt gelukkig
tegengehouden door de dampkring. Een klein beetje ultra
violette straling van de zon komt op aarde terecht. Dit
kleine beetje zorgt er voor dat je bruin wordt als je in
de zon ligt. Als je te lang ligt te zonnen, kun je je
verbranden door deze straling. Je snapt wel: als de
aardse dampkring niet zoveel ultraviolette straling tegen
zou houden, zou er geen leven op aarde mogelijk zijn.
Hele hete sterren en hete gaswolken zenden ook ultraviolette
straling uit. Die moet vanuit satellieten worden waarge
nomen.
Straling met nog meer energie noemen we
röntgenstraling.
Deze straling is in 1895 ontdekt door de Duitse natuur
kundige
Wilhelm Röntgen. Röntgenstraling heeft een hele
hoge energie, een hoge frequentie en een korte golflengte.
De energie van röntgenstraling is zó groot, dat deze straling
dwars door allerlei stoffen heen gaat. Zo is het ook mogelijk
dat in een ziekenhuis röntgenfoto's worden gemaakt. Daarop
kun je je botten zien. Die houden namelijk röntgenstraling
tegen. Ze komen zwart op de röntgenfoto. In het heelal wordt
röntgenstraling uitgezonden door hele hete gassen, die vaak
een zeer hoge snelheid hebben. Röntgenstraling vanuit het
heelal kan niet op aarde terecht komen. En dat is maar goed
ook. Het is gevaarlijke straling. Er zijn wel kunstmanen
die röntgenstraling waarnemen.
Ook
gammastraling moet vanuit de ruimte worden waargenomen
Van gammastraling weten de sterrenkundigen nog niet zoveel.
Het is straling met zéér veel energie, een hele hoge
frequentie en een vreselijk kleine golflengte. Gammastraling
is levensgevaarlijk. Deze straling komt ook vrij als een
atoombom tot ontploffing wordt gebracht.
Alle soorten straling die we nu genoemd hebben zijn in
één opzicht hetzelfde: ze reizen door het heelal met behulp
van elektrische en magnetische velden. Daarom heten al
deze soorten straling bij elkaar
elektromagnetische
straling, ook wel het
elektromagnetische spectrum genoemd.
Waar komt dat woord spectrum vandaan? We hebben al gezegd
dat het zichtbare licht van de zon uit verschillende
kleuren bestaat. Die kleuren zie je in de regenboog. De
regenboog ontstaat doordat regendruppeltjes het zonlicht
in de verschillende kleuren splitsen. Een
prisma doet dat
ook. Een prisma is een driehoekig stuk glas. Met een prisma
kun je een mooie kleurenband tevoorschijn toveren. Die
kleurenband heet een
spectrum. En omdat je er het licht
van de zon voor gebruikte, hebben we het over het zonne
spectrum. Een spectrum is dus een band waar straling met
verschillende golflengten naast elkaar voorkomen. Nou, dan
horen de niet-zichtbare soorten straling natuurlijk ook
bij het spectrum! Zo komen we aan de naam elektromagnetisch
spectrum. Hieronder zie je dat het zichtbare licht maar een
heel klein stukje vormt van het elektromagnetisch spectrum.
----------------------------------------------------------------------------
<- gamma- | röntgen- | ultra- | | infrarood | radiostraling ->
straling | straling | violet | | |
------------------------------------|---------------------------------------
<-- korte golflengte zichtbaar lange golflengte --> Over het zichtbare spectrum van de zon valt nog wel wat meer
te vertellen. Heet gas, dat onder een hoge druk staat, ver
oorzaakt een mooi, gelijkmatig spectrum, waarin alle kleuren
netjes in elkaar overlopen. Zo'n spectrum heet een
continu
spectrum (continu betekent doorlopend). Je zou verwachten
dat de zon ook een continu spectrum heeft. De zon is immers
een bol van gloeiend gas. Maar als je het zonnespectrum goed
bekijkt, zie je dat er duizenden zwarte lijntjes in voor
komen. Bepaalde kleuren (je kunt beter zeggen: bepaalde
golflengten) ontbreken. Dat komt doordat er zich aan de
buitenkant van de zon koelere gassen bevinden. De deeltjes
van die koelere gassen houden bepaalde golflengten tegen.
Ieder gas heeft zo zijn eigen voorkeur. Aan de donkere lijnen
in het spectrum zien de sterrenkundigen welke gassen er in
de atmosfeer van de zon voorkomen. Die donkere lijnen in het
zonnespectrum heten
fraunhoferlijnen. Meestal spreken we
bij andere sterren gewoon over
spectraallijnen. Een spectrum
met spectraallijnen heet een
absorptiespectrum. Bepaalde
golflengten zijn door de koelere gassen geabsorbeerd (tegen
gehouden). Een derde soort spectrum is het
emissiespectrum.
Emissie betekent uitstraling. Een hele hete gasnevel in het
heelal zendt zelf straling uit. Toch heeft hij geen continu
spectrum. Daarvoor is de druk niet hoog genoeg. De gassen
in de nevel stralen alleen licht van hele bepaalde golf
lengten uit. Het spectrum bestaat dan ook uit een aantal
heldere lijnen en verder niets. Zo'n spectrum heet een
emissiespectrum. Ieder gas heeft weer zijn eigen voorkeurs
golflengten. Als een koel gas bepaalde golflengten uit het
zonlicht absorbeert, zal hetzelfde gas bij een hogere tem
peratuur licht van precies dezelfde golflengte uitstralen.
In de sterrenkunde worden de spectra van sterren (spectra
is het meervoud van spectrum) verkregen met een
spectroscoop.
Die naam zal je wel vaak tegenkomen. De spectra van sterren
zijn
absorptiespectra: er komen donkere spectraallijnen in
in voor. De golflengte van zo'n lijn vertelt iets over de
gassen die op die ster voorkomen.
Soms staan de spectraallijnen niet precies op hun plaats.
Ze zijn allemaal wat verschoven naar een bepaalde kant.
Als de spectraallijnen naar de rode kant van het spectrum
zijn verschoven, spreken we van
roodverschuiving. Rood
verschuiving in het spectrum van een ster betekent dat
die ster van ons af beweegt: de afstand wordt steeds
groter. Als de ster naar ons toe beweegt, zijn de spectraal
lijnen verschoven naar de blauwe kant van het spectrum.
Dat heet natuurlijk
blauwverschuiving. Meestal is de
rood- of blauwverschuiving heel klein. Hoe groter de
snelheid van de ster, hoe groter de verschuiving van de
spectraallijnen is. Dus als de sterrenkundigen meten
hoeveel de spectraallijnen zijn verschoven kunnen ze
uitrekenen hoe snel de ster naar ons toe of van ons af
beweegt.