Saturnus
De planeet Saturnus
|
Vanaf de zon is Saturnus de zesde planeet. Het is boven
dien de verst verwijderde planeet die we gemakkelijk met
het blote oog kunnen zien. De afstand tot de zon bedraagt
gemiddeld 1.427.000.000 kilometer. Dat is bijna 10 keer zo
ver van de zon als de aarde. De planeet heeft bijna 30
jaar nodig om éénmaal om de zon te bewegen. Dat is dan ook
de reden waarom wij Saturnus soms jarenlang in hetzelfde
sterrenbeeld kunnen zien staan.
Met Jupiter behoort Saturnus tot de grootste planeten. Waar
schijnlijk lijkt Saturnus wel wat op Jupiter, al zal Saturnus
in tegenstelling tot Jupiter, waarschijnlijk wel een redelijk
grote vaste kern hebben. Ook Saturnus wentelt opvallend snel
rond haar as. In 10 uur 14 minuten en 24 seconden. Dat is
dus de duur van één dag voor een waarnemer op Saturnus.
Aangezien een jaar op de planeet bijna 30 aardse jaren duurt,
gaan er bijna 25.000 Saturnusdagen in één Saturnusjaar.
Doordat Saturnus erg snel om zijn as draait, is de planeet
evenals Jupiter behoorlijk afgeplat. Daarmee bedoelen we
dat de middellijn aan de evenaar veel groter is dan de
middellijn tussen de polen. Van alle planeten heeft
Saturnus de grootste afplatting. Maar omdat Jupiter in
een kijker veel groter is dan Saturnus, valt de afplatting
bij Jupiter veel meer op.
Saturnus is de enige planeet in het zonnestelsel waarvan
de dichtheid minder is dan één gram per kubieke centimeter.
Saturnus is gemiddeld dus lichter dan water!
Saturnus is natuurlijk vooral bekend door zijn ringenstel
sel, dat reeds in een kleine kijker prachtig te zien is.
Vanaf de aarde zien wij de ringen van Saturnus niet
steeds onder dezelfde hoek. Soms kijken we er bovenop.
Andere keren kijken we er van onderen tegenaan. Tussen
deze perioden zijn de ringen voor korte tijd vrijwel
onzichtbaar. De aarde beweegt dan precies door het vlak
van de ringen. Doordat het ringenstelsel slechts enkele
kilometers dik is, kunnen we de ringen dan niet zien.
De Italiaanse sterrenkundige
Cassini merkte in 1675 als
eerste op dat de planeet door meer dan één ring is omgeven.
Hij merkte tussen de ringen een donkere scheiding op. Deze
scheiding heeft zijn naam gekregen en heet de
scheiding van
Cassini of
Cassini's verdeling. De buitenste ring die je op
foto's ziet, wordt de
A-ring genoemd en de andere ring de
B-ring. De A-ring is ruim 15.000 kilometer breed en de B
ring 25.000 kilometer. De breedte van de scheiding van
Cassini is ongeveer 3700 kilometer.
In 1850 werd nog een derde ring ontdekt. Deze wordt de
C-ring genoemd. Deze ring is veel lichtzwakker en daardoor ook
moeilijk waar te nemen. Hij ligt tussen de B-ring en
Saturnus en wordt ook wel de
floersring genoemd.
In 1969 maakte de Franse sterrenkundige Guérin op de ster
renwacht Pic-du-Midi in de Franse Pyreneeën een aantal zeer
goede foto's van Saturnus. Op enkele van die foto's is tussen
de C-ring en de planeet nóg een lichtzwakkere ring zichtbaar.
Voorlopig werd deze ring de
D-ring genoemd. Veel sterren
kundigen geloofden echter niet in het bestaan van deze ring.
Daarom werd in 1979 met spanning uitgekeken naar de opnamen
van het Amerikaanse ruimtevoertuig
Pioneer 11 van het
ringenstelsel. Maar dit ruimtevoertuig slaagde er niet in
de D-ring te vinden. Hierdoor gingen natuurlijk steeds meer
mensen aan het bestaan van deze ring twijfelen.
Maar de D-ring bestaat wel degelijk. Foto's van het ruimte
voertuig
Voyager 1 laten deze ring duidelijk zien. Maar de
ring is zó ijl, dat sommige sterrenkundigen nog steeds niet
geloven dat hij vanaf de aarde waarneembaar is.
Dankzij het Voyager-onderzoek aan het ringenstelsel zijn
nog enkele andere ringen ontdekt. Zo is er nog een
E-ring,
F-ring en
G-ring ontdekt. De G-ring is het laatst ontdekt.
Deze ring vormt de lichtzwakke uiterste begrenzing van het
ringsysteem. Binnen de G-ring liggen de eveneens dunne en
vanaf de aarde onzichtbare E- en F-ringen.
De Voyagers hebben aangetoond dat alle afmetingen in de
ringen zijn vertegenwoordigd. Van een fractie van een milli
meter tot vele meters. Waar komen al die deeltjes vandaan?
Zijn het de overblijfselen van een maantje dat door enorme
getijdenkrachten uit elkaar getrokken is? We weten dat er
rond elke planeet gebieden zijn waar een eventuele maan
door de kracht van de moederplaneet uiteen getrokken zou
worden. Dit wordt de
limiet van Roche geval zullen de maantjes van de planeet nog steeds een
belangrijke rol spelen bij het in stand houden van de
ringen.
Er is trouwens nog een andere theorie over het ontstaan van het
ringenstelsel. Deze theorie gaat er van uit dat het materiaal
is dat bij de vorming van de planeet is overgebleven.
De passage van de
Voyager-2 van Saturnus was een overwel
digend succes. In totaal heeft dit ruimtevoertuig 17.000
foto's van Saturnus en zijn maantjes naar de aarde geseind.
Op foto's van de Voyager-2 is duidelijk te zien dat iedere
ring eigenlijk uit vele afzonderlijke ringetjes bestaat. In
totaal hebben we dus niet te maken met zeven ringen, maar
met vele duizenden, ja misschien zelfs honderdduizenden
ringetjes.
Hieronder geven we nog even kort de volgorde van de ver
schillende ringen en scheidingen en de afstand ervan tot
de hoogste wolkentoppen van de planeet:
We hebben je al verteld dat het ringenstelsel van Saturnus
al in een kleine kijker zichtbaar is. Maar dat is niet altijd
het geval. Vanaf de aarde gezien kijken we meestal bovenop
de ringen. Of er van onderen tegenaan. Dan zijn de ringen
inderdaad goed te zien. Maar er zijn ook perioden dat we
tegen de zijkant van de ringen aan kijken. Deze perioden
komen tweemaal per omloop van Saturnus voor. Gemiddeld
komt er daarom iedere vijftien jaar een periode voor dat
we tegen de zijkant van de ringen aankijken. Dan zijn de
ringen onzichtbaar. Ze zijn namelijk wel behoorlijk breed,
maar slechts erg dun. Wellicht minder dan één kilometer!
De laatste periode dat we tegen het vlak van de ringen
keken was in 1995/96. De volgende keer zal pas in het jaar
2009 zijn. Ook dan zal het ringenstelsel vanaf de aarde enkele
maanden niet zichtbaar zijn doordat we er precies van
opzij tegenaan kijken.
Doorsnede van Saturnus
|
We weten al lang dat Saturnus, evenmin als Jupiter, een
vast oppervlak heeft. De planeet bestaat uit gas en vloei
stof en heeft misschien een vaste kern.
De manen van Saturnus
Van alle planeten in het zonnestelsel heeft Saturnus de
meeste manen. Tot nu toe zijn er maar liefst 25 ontdekt.
Hiervan zijn er maar liefst 14 dankzij het ruimteonderzoek
ontdekt. Van de andere 11 maantjes waren er 9 al voor deze
eeuw ontdekt.
Hieronder zie je een overzicht van alle 25 maantjes. In de
eerste kolom de aanduiding. Dan de naam (bij 7 een voorlopige)
en vervolgens het jaar van ontdekking. In de vierde kolom
zie je de afstand van de maan tot het middelpunt van Saturnus.
Deze afstand is gegeven in duizenden kilometers. In de
laatste kolom vind je de middellijn waarbij opgemerkt moet
worden dat sommige kleine maantjes geen bolvorm hebben.
Zie je dat het maantje Phoebe zich op bijna 13 miljoen km
van Saturnus bevindt? Dit is bovendien het enige maantje dat
tegen de wijzers van de klok in (
retrograad noemen we dat)
om Saturnus beweegt.
Titan is met zijn diameter van 5150
km de grootste maan van Saturnus. Bovendien behoort
Titan tot de grootste manen van ons zonnestelsel!
Dankzij het ruimteonderzoek zijn we veel meer over Saturnus
en zijn maantjes te weten gekomen. Vooral de beide Voyager
ruimtevoertuigen hebben een schat aan gegevens naar de aarde
geseind.
Op foto's die de Voyagers van het maantje
Mimas hebben ge
maakt valt direct een hele groter krater op. Vanaf Saturnus
gezien ligt deze krater aan de zijkant van het maantje. De
bodem van de krater ligt zo'n tien kilometer onder de op
staande rand. De krater heeft ook een centrale berg. Deze
centrale berg heeft een hoogte van maar liefst 16 kilometer.
Bedenk dat de middellijn van het maantje slechts 398 km
bedraagt.
Het oppervlak van Mimas is bezaaid met kraters. Veel van
die kraters hebben middellijnen van 15 tot 45 kilometer.
Vaak zijn ze vierhoekig van vorm.
Het oppervlak van
Enceladus is betrekkelijk glad. De groot
ste kraters hebben een doorsnede van zo'n twaalf kilometer.
Er moeten op deze maan enorme
getijdenkrachten werkzaam
zijn. Deze getijdenkrachten ontstaan door de nabijheid van
enkele andere maantjes. Het inwendige van Enceladus wordt
door de getijdenkrachten behoorlijk verhit. Er kan water
aan het oppervlak komen dat daar snel bevriest. Hierdoor
ontstaat een nieuw jong ijslaagje.
Op het oppervlak van
Tethys zijn talrijke kraters te zien.
Opvallend op deze maan is echter een enorme vallei. Deze
vallei is zo'n tweeduizend kilometer lang en zestig kilo
meter breed. En dat terwijl de middellijn van deze maan
nog geen 1050 kilometer bedraagt.
Op het oppervlak van
Dione zien we op foto's van de
Voyagers slierten die van een groot, helder bassin
lijken uit te gaan. Deze slierten bedekken een deel van
de bekraterde achtergrond. Het kan zijn dat de slierten
bestaan uit verspreide lagen van vers waterijs of sneeuw.
Maar hoe ze ontstaan is nog niet bekend. Misschien zijn
enkele slierten ontstaan door meteoriet-inslagen, maar
dit is nog lang niet zeker.
Veel kraters op Dione hebben een centrale piek. De grootste
kraters hebben een doorsnede van ongeveer honderd kilometer.
Opvallend is dat de grote kraters gevuld zijn met hetzelfde
materiaal als hun omgeving. Dit zou het gevolg kunnen zijn
van inwendige aktiviteit van Dione.
Ook op
Rhea zijn witte slierten gefotografeerd waarvoor
we geen verklaring hebben. Het oppervlak van Rhea is erg
ruw en er zijn veel kraters gevonden. De grootste krater
heeft zelfs een middellijn van 300 kilometer. Op foto's
van Rhea zijn vele valleien en kraterketens te zien.
Waarschijnlijk hebben we te maken met een erg oud opper
vlak.
De maan
Titan is de enige Saturnusmaan die we vanaf de
aarde met een kleine kijker kunnen waarnemen. Hij is het
beste te zien wanneer Titan zijn grootste
oostelijke of
westelijke elongatie bereikt. Het maantje bevindt zich
dan zo ver mogelijk ten oosten of ten westen van de
planeet. De sterrenkundigen waren erg benieuwd naar
het oppervlak van Titan. Deze maan behoort tot de
grootste manen van ons zonnestelsel. Bekend was ook
dat Titan een dampkring heeft. En juist door deze damp
kring konden de beide Voyager-ruimteschepen het oppervlak
niet fotograferen. Titan blijkt namelijk geheel omhuld
door een dikke, oranje mist. Die mistsluier is niet overal
even helder. Het noordelijk halfrond is iets donkerder dan
het zuidelijk halfrond. De scheiding is ook vrij scherp.
Aan de noordpool is de sluierlaag dichter en dikker dan
op lagere breedten. Van dichtbij gezien bestaat hij uit
drie verschillende lagen. De Voyagers hebben in de
atmosfeer hoofdzakelijk verbindingen van stikstof gevonden.
Hoe dik de sluierlagen rondom Titan zijn is nog niet
bekend. Wel is zeker dat het oppervlak minstens 280 kilo
meter onder de «zichtbare rand» ligt. Daarom weten we nu
dat Titan wat kleiner is dan we voorheen dachten. Toen
meenden we dat het de grootste maan van het zonnestelsel
was.
Op foto's gemaakt van
Hyperion valt vooral de vreemde vorm
van het maantje op. Het is niet bolvormig of eivormig,
maar plat en onregelmatig zoals een tartaartje. De lange
as is ongeveer 360 kilometer en de korte as 280 kilometer.
De dikte is zo'n 226 kilometer.
Het is al lang bekend dat het maantje
Japetus veel helderder
is als het zich ten westen van Saturnus bevindt (westelijke
elongatie), dan wanneer het zich aan de oostkant (oostelijke
elongatie) bevindt. Het verschil in helderheid is opvallend.
Het wordt veroorzaakt doordat Japetus steeds dezelfde kant
naar Saturnus toekeert (gebonden rotatie noemen we dat) en
bovendien doordat de ene kant veel helderder is dan de
andere kant. Het heldere halfrond kaatst ongeveer 50%
van het opvallende zonlicht terug. Het donkere halfrond
slechts 10%.
Phoebe is de buitenste maan van Saturnus. De afstand tot de
planeet bedraagt maar liefst 12,95 miljoen kilometer. Op
vallend is eigenlijk dat Phoebe wel bolvormig is. Aan het
oppervlak zijn door de Voyagers enkele onregelmatigheden
waargenomen. Bijzonder aan het maantje is ook de snelle
aswenteling: in slechts 9 uur draait het maantje om zijn
as.
Phoebe is erg donker. Het kaatst slechts 6% van het op
vallend zonlicht terug. Sommige sterrenkundigen denken dat
Phoebe vroeger een
planeto‹de is geweest, die door de
planeet is «ingevangen».
Tenslotte vind je hieronder nog enkele numerieke gegevens
over de planeet Saturnus.
gemiddelde afstand tot de zon: 9,5697 AE (1431,607 miljoen km)
kleinste afstand tot de zon: 9,0626 AE (1355,746 miljoen km)
grootste afstand tot de zon: 10,0768 AE (1507,468 miljoen km)
siderische omlooptijd: 29,45779 jaar
synodische periode: 378,092 dagen
baansnelheid: 9,661 km/sec
equatoriale middellijn: 120.536 kilometer
afplatting: 1/10,2
siderische rotatieduur: 10u 39m 22,4s
massa: 95,16112 (aarde = 1)
gemiddelde dichtheid: 0,687 gram per kubieke cm
zwaartekracht aan het oppervlak: 0,931 (aarde = 1)
gemiddelde temperatuur: 134K (-139°C)
albedo: 34%
absolute magnitude: -8,88
De
siderische omlooptijd is de tijd waarin de planeet de
gehele
dierenriem doorloopt en op dezelfde plaats terugkomt
ten opzichte van dezelfde ster, gezien vanaf de zon.
De
synodische periode is de tijdsduur die een planeet nodig heeft
om, gezien vanaf de aarde, weer dezelfde positie ten opzichte
van de zon in te nemen.
De
siderische rotatieduur van de planeet is de tijd waarin
de planeet éénmaal om haar as draait ten opzichte van de
sterren.
De
absolute magnitude van een planeet is de helderheid van
de planeet als zij op één
astronomische eenheid (AE) van de
zon Šn tegelijk op één astronomische eenheid van de waar
nemer staat.