Kosmogonie
Beschrijving of theorie van de schepping of het ontstaan van 
de wereld en het heelal. Reeds in de oudste tijden waarvan 
gegevens overgeleverd zijn, vindt men hypothesen hierover in 
mythen en legenden. Vaak speelt daarbij een godheid die, 
gewoonlijk uit reeds bestaande stof (de «chaos» der Grieken), 
de orde schept die men er thans in aantreft, daarin de 
hoofdrol.
De eerste, nog fantastische pogingen tot een kosmogonie op 
natuurwetenschappelijke basis vindt men ca. 500 v. Chr. bij 
de Griekse denkers (
Thales van Milete, 
Empedocles en 
Plato).
De eigenlijke wetenschappelijke kosmogonie begint echter 
pas aan het eind van de 17de eeuw, als 
Isaac Newton (1642
1727) het denkbeeld oppert dat de zon en de vaste sterren 
door de werking van de 
zwaartekracht zouden kunnen zijn 
ontstaan uit een oermaterie die oorspronkelijk gelijkmatig 
over het heelal verdeeld was. Door astronomen uit de 20ste 
eeuw (speciaal de Engelse astronomen 
Sir Arthur Eddington (1882-1944) en 
Sir James H. Jeans (1877-1946) is dit idee 
weer opgevat. De kosmogenetische veronderstellingen van 
de 18de en 19de eeuw houden zich voornamelijk bezig met 
het ontstaan van het planetenstelsel.