Aarde
De aarde vanuit de ruimte
|
De aarde is één van de negen planeten van ons zonnestelsel.
Alle planeten bestaan hoofdzakelijk uit vaste stoffen. Dat is één
van de verschillen tussen een ster en een planeet. Een ster is een grote
gloeiende gasbol!
Een planeet straalt zelf geen licht uit. Net als alle andere planeten
ontvangt de aarde licht en warmte van de zon. Wel kaatst een planeet zonlicht terug.
Daarom kunnen wij 's avonds
vaak de maan en de planeten aan de hemel zien staan. Als je in een donkere
kamer een voorwerp met een zaklantaarn verlicht, zie je dat voorwerp. Dat
voorwerp geeft zelf geen licht, maar kaatst alleen het licht van je
zaklantaarn terug.
Om de aarde heen zit een dikke luchtlaag. Deze luchtlaag noemen we de
dampkring of atmosfeer. De dampkring
bestaat voornamelijk uit stikstof en zuurstof. De zuurstof hebben we nodig om te leven.
Onze dampkring is ook om andere redenen erg belangrijk. Ze verspreidt
de warmte en het licht die we van de zon ontvangen. Daarom wordt het op
aarde nooit zo erg warm als op de maan. De as van de aarde is een denkbeeldige
lijn die van de zuid-pool van de aarde door het middelpunt naar de noordpool
loopt. De aardas staat ten opzichte van de zon een beetje schuin. Dat is
erg belangrijk, want hierdoor ontstaan de seizoenen.
Misschien heb je op school geleerd dat de zon altijd opkomt in het oosten
en ondergaat in het westen. Dat is niet helemaal juist. Alleen bij het begin van de
lente en het begin van de herfst komt de zon precies in het oosten op en gaat zij
precies in het westen onder. Bij het begin van de zomer komt de zon op in het noordoosten
en gaat zij onder in het noordwesten. Bij het begin van de winter komt de zon in het
zuidoosten op. Zij gaat dan onder in het zuidwesten.
De aarde draait om zijn as. Om één keer helemaal rond
te draaien heeft de aarde 23 uur, 56 minuten en 4 seconden nodig.
Hé, dat is toch vreemd! Eén dag duurt
toch precies 24 uur! Het verschil komt doordat de aarde niet alleen om zijn as draait
maar ook om de zon. Na 23 uur, 56 minuten en 4 seconden staan de sterren
weer op dezelfde plaats aan de hemel. Die tijd noemen we daarom ook
wel een sterredag. Soms kom je hiervoor de benaming
siderische rotatieperiode tegen.
Dat betekent precies hetzelfde.
Zoals gezegd staan de sterren na 23 uur, 56 minuten en 4 seconden op
dezelfde plaats aan de hemel. De zon echter nog niet. Doordat de aarde
inmiddels ook een stukje verder in zijn baan om de zon is gekomen moeten
we nog 3 minuten en 56 seconden wachten voordat de zon precies op dezelfde
plaats staat. Het tijdsverloop van 24 uur wordt ook wel één
zonnedag genoemd. In precies één
jaar draait de aarde eenmaal om de zon.
De afstand tussen de aarde en de zon is niet altijd hetzelfde. Dat
komt doordat de baan van de aarde geen
mooie cirkel is. De cirkel is een beetje uitgerekt. Zo'n uitgerekte
cirkel noemen we een ellips.
In de winter staat de aarde het dichtst bij de zon. Het punt waar de
aarde dan staat noemen we het perihelium (peri betekent dichtbij, en helios
betekent zon). Het perihelium is dus het punt in de baan van een planeet
waar de afstand tot de zon het kleinst is. Het tegen-overgestelde punt
heet het aphelium (apo betekent veraf).
Het aphelium is het punt waar de afstand tot de zon dus het grootst
is.Dat de aarde juist in de winter het dichtst bij de zon staat verbaast
je misschien. Toch is het echt waar. Maar de seizoenen ontstaan ook niet
doordat de afstand aarde - zon niet altijd hetzelfde is. Zóveel
scheelt dat ook niet. Nee, de seizoenen ontstaan door de schuine stand
van de aardas, weet je nog wel?
Als de aarde in het perihelium staat bedraagt de afstand tot de zon
147,1 miljoen kilometer (kleinste afstand). In
het aphelium is de afstand 152,1 miljoen kilometer (grootste afstand).
De gemiddelde afstand aarde - zon bedraagt 149,6 miljoen kilometer. Deze
afstand wordt één astronomische eenheid
genoemd. Dit wordt vaak afgekort tot A.E. of
a.e. In de sterrenkunde is een afstand van
zo'n 150 miljoen km erg weinig. Toch heeft een auto die alsmaar 100 km/uur
rijdt maar liefst 170 jaar nodig om een afstand van 150 miljoen km af te
leggen. Zelfs het licht, dat een snelheid heeft van 300.000 kilometer per
seconde, doet er al meer dan acht minuten over om van de aarde naar de
zon te reizen.
De middellijn van de aarde is bij de polen 12.713 km. Dat is de afstand
tussen de noordpool en de zuidpool, gemeten langs de aardas. Bij de evenaar
is de middellijn groter, namelijk 12.756 km. De aardbol is dus een beetje
afgeplat. Bijna iedere planeet heeft een afplatting. De aarde bestaat uit
een kern, een mantelen een korst.
Doorsnede van de aarde
|
Het binnenste van de
aarde noemen we de kern. Daar omheen ligt de mantel. In de kern is het
erg heet. Waarschijnlijk wel drieduizend graden. De kern bestaat voornamelijk
uit nikkel en ijzer. Er zijn ook nog wat andere metalen. Het binnenste
deel van de kern is waarschijnlijk vast. Het buitenste deel is vloeibaar.
In de mantel is het wat minder heet. Ongeveer tweeduizend graden. De mantel
bestaat uit verschillende soorten gesteenten. Het allerbuitenste laagje
van de aarde heet de korst. Deze is erg dun. Onder de diepste oceanen slechts
vijf kilometer. Op andere plaatsen kan de dikte oplopen tot veertig kilometer.
Een groot gedeelte van de korst is ontstaan door vulkanisme. Bij een vulkaanuitbarsting
komt er vloeibaar gesteende uit de aarde. Dat noemen we magma.
Het magma ontstaat in de mantel. Soms wordt het daar namelijk erg heet.
Als het vloeibaar gesteente eenmaal uit de vulkaan is gestroomd, koelt
het af. Het wordt dan een deel van de aardkorst. Op plaatsen waar de aardkorst erg
dun is komen vaak aardbevingen voor.
Deze ontstaan door plotselinge beweging van één
of meerdere lagen van de aardkorst.Bij een aardverschuiving wordt een gedeelte
van de aardkorst verplaatst. Zo'n aardverschuiving komt soms in bergachtige streken voor
na zware regenval. Ook een aardbeving kan een aardverschuiving veroorzaken. Onder de
aardkorst bevindt zich een wat steviger laag. Samen met de korst noemen we die laag
de lithosfeer.
De lithosfeer is geen doorlopende laag. Hij bestaat uit een paar hele grote
stukken. Die heten de kontinentale platen.Deze
platen drijven als het ware op de steenlaag eronder. Dat klinkt nogal gek,
maar toch is het mogelijk. Die steenlaag onder de lithosfeer is namelijk
een beetje "kneedbaar". Dat komt door de hoge druk en temperatuur. Die
laag heet de asthenosfeer. Het is één
van de buitenste delen van de aardmantel. Door het drijven van de kontinentale
platen komt het, dat de werelddelen niet stil liggen op aarde. Ze verschuiven
een beetje. Dat gaat maar heel langzaam. Je merkt er dan ook helemaal niets
van!
De aarde werkt als een hele grote magneet. Als je een kompas hebt, kun
je dat goed zien. De naald van je kompas wijst in de richting van het noorden.
Dat komt door de magnetische aantrekkingskracht van de aarde. Hoe is die
grote aardmagneet nu ontstaan? Dat is erg moeilijk uit te leggen, maar
in het kort komt het hier op neer: De aarde draait om zijn as. Maar de
binnenste kern van de aarde draait langzamer dan de mantel. Het metaal
in de kern zorgt er nu voor, dat er elektrische stromen gaan lopen. Deze
elektrische stromen wekken het magnetisme op. De naald van een kompas wijst
niet precies naar het noorden, maar naar een punt ergens in het noorden
van Canada. Dat punt heet de magnetische noordpool.
Aan de andere kant van de aarde ligt net zo'n punt. Dat is natuurlijk de
magnetische zuidpool . Doordat de aarde een magnetisch veld heeft, liggen er
stralingsgordels om de planeet. We noemen die de Van Allen-gordels.
Het zijn gebieden waar veel elektrisch geladen deeltjes voorkomen.
De aarde is ongeveer even oud als de rest van het zonnestelsel. Waarschijnlijk
zo'n 4 miljard jaar. Kort na het ontstaan van de aarde was hij heel heet.
Het binnenste was gesmolten.
De metaalkern is ontstaan doordat de zware metalen naar beneden zakten.
Door onder andere de vorming van gebergten en door vulkanisme werd het huidige
oppervlak gevormd. Ook ontstond er een atmosfeer.
Maar die zag er toen nog heel anders uit dan nu. Toen de aarde afkoelde,
begon het te regenen. En niet zo'n beetje! Miljoenen jaren lang heeft het
gegoten. Nog steeds bestaat bijna drie kwart van het aardoppervlak uit
zeeën en oceanen. Die zijn toen ontstaan. Je hebt nu, héél
in het kort, een theorie gelezen over de ontwikkeling van de aarde. Al
weet niemand het zeker, toch denken de meeste geleerden dat het zo ongeveer
wel geweest moet zijn.
Er zijn ook theorieën over het ontstaan van leven op onze planeet.
Eén daarvan is de evolutietheorie.
In de oceanen zouden ongeveer 3 miljard jaar geleden kleine levende wezentjes
zijn ontstaan. Misschien door de inwerking van bijvoorbeeld de bliksem.
Doordat die ééncellige wezentjes zuurstof afscheidden veranderde
heel langzaam de atmosfeer. Een half miljard jaar geleden (dat is dus 500
miljoen jaar geleden) ontwikkelden deze wezentjes zich tot hogere diersoorten.
Intussen waren er ook planten gegroeid. Van de dieren stierven sommige
soorten uit. Niemand weet zeker hoe dat gekomen is. Andere dieren zouden
zich verder ontwikkeld hebben. Nog maar vrij kort geleden verschenen de
eerste holenmensen op het toneel. Nu is de mens de overheersende levensvorm
op aarde. Veel dingen in de evolutietheorie zijn nog niet helemaal duidelijk.
Waarschijnlijk zal de theorie nog wel aangepast moeten worden.
De aarde is de enige planeet in het zonnestelsel waar leven op voorkomt.
Dat maakt onze wereld tot een hele bijzondere planeet.
Tenslotte vind je hieronder nog een aantal numerieke gegevens over onze
planeet.
gemiddelde afstand tot de zon: 1 AE (149.597.870 km)
kleinste afstand tot de zon: 0,9833 AE (147.101.680 km)
grootste afstand tot de zon: 1,0167 AE (152.098.320 km)
siderische omlooptijd: 1,0000388 jaar
baansnelheid: 29,785 km/sec
equatoriale middellijn: 12.756,274 km
polaire middellijn: 12.713,504 km
afplatting: 1/298.257.224
siderische rotatieduur: 23u 56m 04,1s
massa: 1/332.946 x massa zon
gemiddelde dichtheid: 5,515 gr per kubieke cm
gemiddelde temperatuur: 287 K (14°C)
albedo: 30%
absolute magnitude: -3,86
De siderische omlooptijd is de tijd waarin
de planeet de gehele dierenriem doorloopt en
op dezelfde plaats terugkomt ten opzichte van dezelfde ster, gezien vanaf
de zon.
De siderische rotatieduur van de aarde
is de tijd waarin de aarde om haar as draait ten opzichte van de sterren.
De absolute magnitude van een planeet
is de helderheid van de planeet als zij op één astronomische
eenheid van de zon én tegelijk op één astronomische
eenheid van de waarnemer staat.