Space Shuttle
De Space Shuttle is een transportsysteem in de ruimte dat
vele malen kan worden gebruikt. Hiermee kunnen ruimtevoer
tuigen (bijvoorbeeld satellieten en ruimtestations) in de
ruimte worden gebracht. Eventueel kunnen ze ook weer worden
teruggehaald. De Space Shuttle heeft vele bestaande kost
bare «wegwerp»-lanceerraketten vervangen.
De drie belangrijkste onderdelen van de Space Shuttle zijn
de Orbiter (het vliegtuigachtige ruimtevoertuig), twee vaste
stuwstofraketten en een grote vloeibare stuwstoftank. De
Orbiter, waarin zich de nuttige lading bevindt en die als
voortstuwingssysteem drie hoofdmotoren heeft, is tijdens
de lancering gemonteerd op de grote stuwstoftank. Deze tank
bevat de vloeibare stuwstoffen die tijdens de lancering
geheel door de drie hoofdmotoren worden verbruikt. Aan beide
zijden van deze tank zijn de twee vaste stuwstofraketten
aangebracht. Alle Shuttle-delen worden meerdere malen gebruikt,
behalve de grote stuwstoftank die in de atmosfeer verbrandt.
De twee vaste stuwstofraketten vallen aan parachutes terug
naar de aarde en worden weer gebruikt. De Orbiter landt na
zijn missie op de aarde als een soort zweefvliegtuig. Door het
hergebruiken van Space Shuttle-delen en nuttige ladingen
kan de exploitatie en exploratie van de ruimte doelmatiger
geschieden dan voorheen.
Na het beëindigen van het
Apolloprogramma (omstreeks 1970)
besloot het Amerikaanse Bureau voor de Ruimtevaart (NASA), dat
een doeltreffender transportmiddel dan de kostbare wegwerp
raketten moest worden ontwikkeld. Hiertoe werden studie
opdrachten verstrekt voor het ontwerpen van een volledig
herbruikbaar systeem aan twee bekende vliegtuigfabrieken,
McDonnell-Douglas en Rockwell International. De eerste
concepten bestonden uit twee gigantische vliegtuigachtige
toestellen, die als tweetrapsraket functioneerden en waarbij
de tweede trap de nuttige lading meevoerde. Al spoedig bleek
dat dit systeem erg ingewikkeld en duur werd. Daarna zijn
nog enkele ontwerpen bestudeerd, waarbij ook werd gedacht aan
het gebruik van delen van de Saturnus-V raket. Uiteindelijk
werd het idee van een volledig herbruikbaar systeem verlaten,
waarna tenslotte in juli 1972 Rockwell International als
hoofdaannemer van het huidige Space Shuttle-systeem werd
gekozen. Als voorbereiding op de eerste vlucht zijn honderden
testen en simulaties uitgevoerd. De motoren en tanks zijn uit
voerig getest. De bekendste testen zijn de naderings- en
landingstesten met de eerste Orbiter Enterprice op de rug van
een Boeing 747. Op een hoogte van 6« km kwam de Orbiter los
en landde zonder veel problemen op een zandvlakte in Californië.
Vijf vrije vluchten vonden plaats in 1977. De eerste lancering
van de Orbiter Columbia vond plaats op 12 april 1981.
De Orbiter, het bemande vliegtuigachtige ruimtevoertuig, is
37,2 meter lang, heeft een spanwijdte van 24 meter en weegt
ongeveer 68.000 kg. De grootte is te vergelijken met een
DC 9 vliegtuig. De Orbiter kan een nuttige lading van
maximaal ongeveer 29.500 kg in een lage baan brengen bij
een lancering in oostelijke richting vanaf Cape Canaveral
(29° inclinatie en 300 km hoogte), terwijl de nuttige lading
voor polaire banen (hoogte 250 km) maximaal 18.000 kg be
draagt. Ongeveer 14.500 kg (onder meer het ruimtelaboratorium
Spacelab) kan door de Orbiter naar de aarde worden terugge
bracht. De Orbiter gaat tot een hoogte van maximaal 1100 km
zodat voor hogere banen zogenaamde «upper stages» worden
gebruikt, die de satellieten in haar uiteindelijke baan
brengen.
De belangrijkste delen van de Orbiter zijn het voorste
rompdeel met de bemande drukcabines, het middelste rompdeel
met het grote vrachtruim en het achterste deel met de drie
hoofdmotoren. Het voorste gedeelte bevat de cockpit, ruimtes
waarin de bemanning werkt en slaapt en ruimtes voor de
apparatuur. In de cockpit in het bovendek zitten tijdens de
lancering de gezagvoerder, de piloot en twee missiespecialis
ten. In het middendek is nog plaats voor maximaal drie
andere astronauten. Vanuit de cockpit kunnen de verschillende
handelingen worden verricht, zoals het openen van de vracht
deuren en de bediening van de manipulator-arm voor het
uitzetten en terughalen van nuttige lading. In het vracht
ruim, dat een lengte heeft van 18,3 meter en een breedte van
5,2 meter, kan een grote verscheidenheid aan nuttige ladingen
worden aangebracht, zoals Spacelab, de grote Space Telescope
en enkele kleinere satellieten. Met de 15,2 meter lange
manipulator-arm worden ruimtevoertuigen overboord gezet en
teruggehaald.
Het tweede hoofdelement van de Shuttle is de grote vloei
bare stuwstoftank met een lengte van 47 meter en een
doorsnede van 8,4 meter. Deze tank bevat de stuwstoffen
voor de drie hoofdmotoren, namelijk 600 ton vloeibare
zuurstof en 100 ton vloeibare waterstof. De buitenkant van
deze tank is bekleed met een 2,5 cm dikke isolatielaag
van opspuitbaar schuim onder meer om ijsvorming door
condensatie van waterdamp op de koude tankwand tijdens
de lanceerfase te voorkomen.
Het derde element wordt gevormd door de twee vaste stuwstof
raketten. De raketten zijn 45,5 meter lang, 3,7 meter in
doorsnede en wegen elk 580 ton. De raketten bevatten een
stuwstof die bestaat uit een mengsel van ammoniumperchlo
raat, aluminiumpoeder, plastic en andere toevoegingen. Deze
grootste en krachtigste operationele vaste stuwstofraket
ter wereld levert de voornaamste stuwkracht tijdens de
lancering. Na ongeveer 2 minuten zijn de raketten uitge
werkt en maken een zachte landing aan parachutes in de
Atlantische Oceaan, ongeveer 260 km van de lanceerbasis.
Met speciale schepen worden ze geborgen en kunnen zodoende
tenminste 20 maal opnieuw worden gebruikt.
Om een ruimteschip of satelliet in een baan om de aarde
te krijgen is veel energie en dus brandstof nodig. Probeer
maar eens een steentje de ruimte in te gooien. Vergeet het
maar, je bent er niet sterk genoeg voor. De eerste satellieten
van de Amerikanen wogen ook maar een paar kilo; ze hadden
nog geen raketten die krachtig genoeg waren om zwaardere
sondes de ruimte in te schieten. Nu wordt er om de paar
maanden een heel ruimtevliegtuig in een baan om de aarde
gebracht. En dan heeft de Shuttle ook nog vracht aan
boord zoals satellieten, ruimtelaboratoria en telescopen.
Dat kost erg veel brandstof. Op de tank op de buik van de
Space Shuttle zit vloeibare waterstof en zuurstof. Deze
brandstoffen worden door de motoren verbrand. Aan de zij
kanten van de tank zitten twee stuwraketten met vaste brand
stof. Ze werken als twee enorme vuurpijlen. We gaan dat alle
maal nader bekijken.
De gewichten van de Space Shuttle:
- de Orbiter 68.000 kg
- vracht 29.500 kg
Er wordt dus in totaal 97.500 kg de ruimte ingebracht.
De brandstof:
vloeibare waterstof 1.450.000 liter = 102.600 kg
vloeibare zuurstof 540.000 liter = 614.400 kg
De motoren werken 9 minuten. Er wordt maar liefst 7400 liter
brandstof per seconde verbrand!
vaste brandstof 1.004.000 kg.
De twee stuwraketten werken 2 minuten en 10 seconden. Ze
jagen er samen 7700 kg brandstof per seconde doorheen. De
vaste brandstof levert veel meer energie dan de vloeibare
brandstof. Dat is te zien op foto's van een lancering. De
vlammen van de stuwraketten zijn veel feller dan de vlammen
van de motoren.
Aan het begin van de lancering is er totaal 1.721.000 kg
brandstof aan boord. Er is 17« kg brandstof nodig om één
kilo Space Shuttle in de ruimte te krijgen.
De uitlaatgassen van de motoren bestaan alleen maar uit
water. Want bij het verbranden van waterstof en zuurstof
wordt waterdamp (stoom) gevormd. Dit is niet schadelijk
voor het milieu.
Bij de verbranding van de vaste brandstof komt wel een
hoop giftige troep vrij: 218.000 kg zoutzuur, 23.600 kg
chloorgas, 6400 kg stikstofoxyden en 276.000 kg aluminium
oxyde. In een gebied van 34 kilometer rond de lanceerplaats
regent er 55.000 kg zoutzuur in kleine druppeltjes neer. Dit
zoutzuur is duizend maal zo zuur als azijnzuur. Dit alles
bij één enkele lancering van een Space Shuttle!
De ramp met de Space Shuttle Challenger op 28 januari 1986
heeft een grote smet op het Shuttle-programma geworpen, toen
73 seconden na de start van Kennedy Space Center de Space
Shuttle Challenger door een technisch mankement ontplofte.
Hierbij kwamen alle zeven bemanningsleden, Francis R. Scobee,
Michael J. Smith, Ronald E. McNair, Ellison S. Onizuka,
Judith A. Resnick, Gregory B. Jarvis en Christa McAuliffe
om het leven. Door deze ramp liep het Space Shuttle-project
forse vertraging op. Het zou tot 28 september 1988 duren
alvorens een nieuwe Space Shuttle gelancerd zou worden.