Seizoenen
De
as van de aarde is een denkbeeldige lijn die van de zuid
pool van de aarde door het middelpunt naar de noordpool
loopt. De aardas staat ten opzichte van de zon een beetje
schuin. Zo'n 23« graad. Dat is erg belangrijk, want hierdoor
ontstaan de seizoenen.
Als het op het noordelijk halfrond zomer is staat de noord
pool naar de zon gekeerd. De zon gaat op de noordpool niet
onder. Dus zelfs midden in de nacht kunnen we daar de zon
boven de horizon zien staan. Dat noemen we dan ook de
middernachtzon. Op de zuidpool daarentegen komt de zon dan
niet boven de horizon. Daar heerst nu de lange poolnacht.
De seizoenen ontstaan dus niet doordat de afstand tussen
de aarde en de zon niet altijd hetzelfde is. Bovendien
staat de aarde juist het dichtst bij de zon als het bij
ons (dus op het noordelijk halfrond) winter is.
Gemiddeld bedraagt de afstand van de aarde tot de zon
149,6 miljoen kilometer. Deze afstand wordt een
astronomische
eenheid genoemd. Vaak wordt die afgerond naar 150 miljoen
kilometer. Het punt in de aardbaan waar de afstand tot de
zon het kleinst is heet het
perihelium (peri is grieks voor
dichtbij en helios voor zon). De afstand bedraagt dan 147,1
miljoen kilometer. Het punt in de aardbaan waar de afstand
tot de zon het grootst is noemen we
aphelium (apo is
grieks voor veraf). De grootste afstand van de aarde tot de
zon bedraagt 152,1 miljoen kilometer. In december staat de
aarde dus 5 miljoen kilometer dichterbij de zon dan in de
zomer. Maar zoals verteld heeft dit niets te maken met de
seizoenen.