Planeten
Om de zon draaien negen planeten. De aarde is er één van.
Twee planeten staan dichter bij de zon dan de aarde. Dat
zijn Mercurius en Venus. Doordat deze planeten een baan
binnen de aardbaan beschrijven noemen we ze
binnenplaneten.
Zo zijn er natuurlijk ook
buitenplaneten. Deze staan verder
van de zon dan de aarde. Het zijn Mars, Jupiter, Saturnus,
Uranus, Neptunus en Pluto. Alle planeten worden in dit
programma appart behandeld.
Enkele belangrijke verschillen tussen een ster (bijvoor
beeld onze zon) en een planeet zijn:
a) sterren stralen zelf licht uit en planeten niet. Planeten
b) sterren zijn gasvormig, planeten niet. Op een ster is
c) sterren beschrijven een eigen baan terwijl een planeet
Tussen een planeet en een maan is eigenlijk maar één ken
merkend verschil. Een maan beschrijft een baan om een
planeet. Dat komt doordat een maan veel kleiner is dan
de planeet waar hij omheen draait, en dus veel minder massa
heeft. Daardoor heeft een maan ook veel minder
aantrekkingskracht. De veel grotere aantrekkingskracht van de planeet
zorgt er voor dat een maan een baan om een planeet be
schrijft. Net zoals de zon door zijn enorme aantrekkings
kracht ervoor zorgt dat de planeten een baan om de zon
beschrijven.
Als een binnenplaneet zich in zijn baan om de zon, vanaf
de aarde gezien, zo ver mogelijk ten oosten van de zon
bevindt zeggen we dat hij zijn grootste oostelijke
elongatie heeft bereikt. Hij gaan in het westen na de zon onder. Hij
is
avondster. Elongatie is een ander woord voor hoekaf
stand. Daarmee bedoelen we dus niet de afstand in kilometers,
maar in graden. Wanneer de planeet zijn grootste westelijke
elongatie heeft bereikt staat de planeet zo ver mogelijk ten
westen van de zon. De planeet komt dan vóór de zon op. Hij
is nu
ochtendster. Vanaf de aarde gezien kan de planeet
ook tussen de zon en de aarde komen te staan. Dit noemen
we
benedenconjunctie. Hij staat als het ware beneden de
zon aan de hemel. Staat de planeet vanaf de aarde gezien
achter de zon aan de hemel, dan zeggen we dat de
planeet in
bovenconjunctie is met de zon. Als een binnen
planeet in beneden- of in bovenconjunctie staat kunnen we
hem niet aan de hemel zien staan. De planeet staat vanaf
de aarde gezien immers in de buurt van de zon.
Als Mercurius of Venus in benedenconjunctie staan, bevinden
ze zich in hun baan het dichtst bij de aarde. Maar de kant
die naar de aarde is toegekeerd wordt niet door de zon
verlicht. Bij bovenconjunctie is de afstand tussen Mercurius
of Venus en de aarde het grootst. Dan wordt ook de kant die
naar de aarde is toegkeerd door de zon verlicht.
Ook buitenplaneten komen in hun baan om de zon ten opzichte
van de aarde in bovencunjunctie te staan. Alleen spreken
we nu niet van bovenconjunctie, maar gewoon van
conjunctie.
De zon bevindt zich dan tussen de planeet en de aarde. Bui
tenplaneten kunnen natuurlijk nooit in benedenconjunctie
staan. Ze staan immers verder van de zon dan de aarde en
kunnen zich dus nooit tussen de zon en de aarde bevinden.
Overigens is conjunctie een ander woord voor
samenstand.
Bij een conjunctie van de zon met een planeet staan beide
hemellichamen schijnbaar dicht bij elkaar aan de hemel.
Wel kunnen buitenplaneten in
oppositie staan met de zon.
Oppositie betekent tegenover. Als een planeet in oppositie
staat, staat de aarde tussen de zon en de planeet. Als de
zon in het westen ondergaan komt de planeet in het oosten
boven de horizon. De planeet is dan de gehele nacht waar
neembaar.
De planeten bewegen niet in mooie cirkels om de zon. De
banen van de planeten zijn een beetje uitgerekt. Zo'n
uitgerekte cirkel noemen we een
ellips. Hierdoor staan
de planeten niet altijd even ver van de zon. Het punt
waar een planeet het dichtst bij de zon staat noemen we
het
perihelium. Peri betekent «dichtbij» en helios is het
Griekse woord voor zon. Zo is er natuurlijk ook een punt
waar een planeet de grootste afstand tot de zon bereikt.
Dat punt heet
aphelium. Dat komt van apo dat «veraf» be
tekent. Als de aarde in het perihelium staat bedraagt de
afstand tot de zon 147,1 miljoen kilometer. In het aphelium
staat de aarde echter 152,1 miljoen kilometer van de zon.
De gemiddelde afstand van de aarde tot de zon bedraagt
149,6 miljoen kilometer. Deze afstand wordt de
astro
nomische eenheid (afgekort
AE) genoemd. Vaak ronden we
die afstand af tot 150 miljoen kilometer.
Ook de afstand van de aarde tot de maan is niet altijd
hetzelfde. Het punt waar de afstand tussen de aarde en de
maan het grootst is noemen we het
apogeum (het Griekse
woord geos betekent «aarde»). De afstand tot de middel
punten van aarde en maan bedraagt dan 406.697 kilometer.
Dat is aanmerkelijk meer dan de gemiddelde afstand tussen
de aarde en de maan. Die bedraagt namelijk 384.400 kilo
meter.
Als de maan in het
perigeum staat is de afstand tussen
de aarde en de maan juist het kleinst. Dan bedraagt de
afstand tot de maan slechts 356.410 kilometer.
Soms hoor je dat de maan in conjunctie komt te staan
met een heldere ster of een planeet. Aangezien conjunctie
een ander woord is voor samenstand betekent dit dat de
maan in haar baan aan de hemel de schijnbaar kortste
afstand tot de ster of planeet bereikt. Nabij de maan
kun je dan die ster of planeet zien staan.
Nog even herhalen:
perihelium = kortste afstand tussen zon en planeet
aphelium = grootste afstand tussen zon en planeet
perigeum = kortste afstand tussen maan en aarde
apogeum = grootste afstand tussen maan en aarde
conjunctie = samenstand
elongatie = schijnbare hoekafstand (in graden)
benedenconjunctie = binnenplaneet staat tussen zon en aarde
bovenconjunctie = zon staat tussen aarde en binnenplaneet