NGC
Aan de hemel wemelt het van de neveltjes. Veel ervan zijn in
de 18de eeuw ontdekt en beschreven door de Engelse sterren
kundige
William Herschel (1738-1822) en zijn zoon
John
Herschel (1792-1871). Zij gebruikten hierbij onder meer een
telescoop die William Herschel zelf had gebouwd. Deze
telescoop had een spiegelmiddellijn van maar liefst 122 cm.
Toen deze kijker in 1789 gereed kwam, was het de grootste
telescoop ter wereld.
William Herschel zag het belang in een uitgebreide catalogus
van alle neveltjes te maken. Omstreeks het jaar 1800 was hij
hiermee klaar. Zijn catalogus bestond uit drie delen die
samen ongeveer 2500 nevels bevatte.
Zijn zoon John zette zijn werk voort. In 1864 liet deze een
nog veel uitgebreidere catalogus verschijnen. Deze catalogus
noemde hij de
General Catalogue of Nebulae and Clusters of
Stars. Daarin stonden 5079 objecten vermeld. Hiervan waren
er maar liefst 4630 door zijn vader en hemzelf ontdekt.
Deze grote catalogus werd in 1888 door J. Dreyer uitgebreid
tot 7840 objecten onder de naam
New General Catalogue,
meestal afgekort tot
NGC. In 1895 verscheen onder de naam
Index Catalogue nog een aanvulling die 1529 nieuwe
objecten bevatte. In 1908 verscheen van Dreyer nog een tweede
Index Catalogue met 3857 nieuwe nevels en sterrenhopen.