Jupiter
De reuzenplaneet Jupiter
|
Tussen de banen van Mars en Saturnus beweegt Jupiter in
bijna twaalf jaar éénmaal om de zon. Jupiter is verreweg
de grootste van alle planeten. Jupiter heeft een doorsnede
van 142.800 kilometer. Tenminste aan de evenaar. Dat noemen
we de
equatoriale diameter. Equator is een ander woord voor
evenaar en in plaats van doorsnede zeggen we ook vaak middel
lijn of diameter. De planeet draait in minder dan 10 uur
rond zijn as. Dat is erg snel. Onze veel kleinere aarde doet
er bijna 2« keer zo lang over. Door die snelle rotatie is
Jupiter behoorlijk afgeplat. De
polaire diameter van de
planeet is namelijk zo'n 9300 kilometer kleiner dan de
equatoriale middellijn. Bij de aarde is het verschil
tussen de doorsnede aan de evenaar en de polen slechts
43 kilometer.
Jupiter is niet alleen verreweg de grootste planeet. Hij
is ook de zwaarste planeet. De massa is maar liefst 318
keer groter dan de massa van de aarde.
Jupiter bestaat voor het grootste deel uit waterstof. Dat
is het lichtste element dat er bestaat. Bovendien komt het
ook in het heelal het meeste voor. Op een dun laagje atmos
feer na is de hele planeet vloeibaar. Het is ook niet
zeker of Jupiter nog een kleine rotsachtige kern heeft.
De atmosfeer van Jupiter, die we ook vanaf de aarde kunnen
waarnemen, is ongeveer duizend kilometer dik. Er komen ook
wolkenformaties in voor.
Doorsnede van Jupiter
|
Als we naar de rotsachtige kern van de planeet af zouden
kunnen dalen, zouden we al snel merken, dat de temperatuur
en druk flink stijgen. De bovenste wolkenlagen in de
atmosfeer hebben een temperatuur van -120°C (120 graden
onder nul!), terwijl de onderste lagen een temperatur van
tweeduizend graden hebben! Door de grote druk wordt de
atmosfeer vloeibaar. Op een diepte van ongeveer drieduizend
kilometer is de temperatuur al gestegen tot 5500 graden.
Bedenk dat dit net zo heet is als de temperatuur aan het
oppervlak van de zon! De druk is op die diepte van drie
duizend kilometer al gestegen tot zo'n negentigduizend
atmosfeer. Eén atmosfeer is de luchtdruk op het aardse
zeeniveau. Door die enorme druk van negentigduizend atmos
feer is de waterstof geheel vloeibaar geworden. Op 25.000
kilometer diepte is de temperatuur gestegen tot 11.000°,
terwijl de druk 3 miljoen atmosfeer bedraagt. Dat is zo'n
ontzettende druk, dat waterstof zeer vreemde eigenschappen
krijgt. Eén van die eigenschappen is dat het een goede
elektrische geleider wordt. Normaal gesproken zijn alleen
metalen goede geleiders. Daarom noemen we die toestand
van waterstof
metallische waterstof. In een laboratorium
hebben de geleerden nog nooit metallische waterstof kunnen
maken. Dat komt omdat de druk die hiervoor nodig is veel
te hoog is.
In de resterende 45.000 kilometer naar het centrum van de
planeet blijven temperatuur en druk verder stijgen. Ze
bereiken fantastische waarden: de temperatuur zou in het
centrum 30.000° bedragen. De druk zou zijn opgelopen tot
100 miljoen atmosfeer.
We hebben al verteld dat de massa van Jupiter 318 keer
groter is dan de massa van de aarde. Alleen al de hoeveel
heid waterstof op Jupiter heeft een massa van 225 keer de
aardse massa. Dan komt er nog veel helium op Jupiter voor.
De massa daarvan is ongeveer 75 keer de aardse massa. Een
eventuele kleine rotsachtige kern in het centrum zou een
massa van 10 tot 20 aardmassa's kunnen hebben.
De omwentelingstijd van Jupiter is niet overal hetzelfde.
De gebieden aan de evenaar hebben een omwentelingstijd
van 9 uur 50 minuten en 30 seconden. De overige gebieden
hebben wat meer tijd nodig: 9 uur 55 minuten en 41 seconden.
Deze rotatiesystemen worden systeem I en systeem II genoemd.
Systeem I is de rotatieperiode in de gebieden aan de evenaar.
Systeem II is de rotatieperiode van de overige gebieden die
we vanaf de aarde kunnen zien. Er is ook nog een systeem III.
Systeem III berust op radiostraling die van onder het
oppervlak van Jupiter vandaan schijnt te komen, maar in elk
geval niet van de wolken. De geleerden denken dat deze
radiostraling van een vast gebied op Jupiter komt. Misschien
wel uit de binnenste kern. Met gevoelige radiotelescopen
heeft men de omlooptijd van deze radiobron precies kunnen
bepalen: 9 uur 55 minuten en 29,7 seconden.
Van die radiostraling moet je je natuurlijk niets voor
stellen. Jupiter is heus niet een soort Hilversum-zoveel.
De straling bestaat uit brokkelige ruisflarden op een breed
golflengtegebied. De precieze oorzaak van de stralingsbron
is niet bekend.
Op foto's die je van de reuzenplaneet ziet, vallen vooral
de vele lichte en donkere strepen op. De lichte strepen
worden
zones genoemd. De donkere gebieden noemen we
banden.
De lichte zones zijn stijgende gasmassa's. De donkere
banden zijn dalende gasmassa's. Hoe deze stijgende en
dalende gasmassa's zijn ontstaan, en wat ze in stand houdt,
is nog niet bekend. Wel zijn er verschillende theorieën
over, maar het gaat te ver deze hier te behandelen.
De zones en banden hebben allemaal verschillende benamingen
gekregen. Vaak worden ook de Engelse afkortingen gebruikt,
die internationaal zijn overeengekomen.
De Equatoriale Zone (EZ) is een lichte band langs de
evenaar van Jupiter. In het midden van deze zone is
meestal een donker lijntje te zien. Tenminste in hele
grote kijkers. Dat lijntje is de Equatoriale Band (EB).
De equatoriale zone is aan de noord- en zuidzijde begrensd
door opvallende donkere banden: de
Noordelijke Equatoriale Band (NEB) en de
Zuidelijke Equatoriale Band (ZEB). Dit zijn
de opvallendste zones op de planeet. Zelfs met een betrekke
lijk kleine kijker zijn deze zones vanaf de aarde zichtbaar.
Verder naar de polen toe komen we de heldere Noordelijke en
Zuidelijke Tropische Zones tegen (NTrZ en STrZ). Daarna
komen we in noordelijke en zuidelijke gematigde streken.
Deze gebieden bestaan uit een aantal minder opvallende en
wat veranderlijke zones en banden. Hiervan zijn de Noor
delijke en Zuidelijke Gematigde Banden (NTB en STB) het
opvallendst. Ze worden begrensd door de Noordelijke en
Zuidelijke Gematigde Zones (NTZ en STZ).
Dichterbij de poolgebieden zijn de banden en zones moei
lijker te onderscheiden. De eventuele waargenomen strukturen
worden achtereenvolgens NNTB, NNTZ, NNNTB en NNNTZ genoemd
op het noordelijk halfrond en SSTB, SSTZ, SSSTB en SSSTZ
op het zuidelijk halfrond. Tenslotte komen we bij het
Noordelijk Poolgebied (NPR) en het Zuidelijk Poolgebied
(SPR) aan.
De heetste gebieden in de atmosfeer van Jupiter zijn te
vinden in de Noordelijke Equatoriale Band. Het zijn gebieden
waar een opening is in de bovenste luchtlagen. Zodoende
kunnen we in wat diepere lagen kijken. Die diepere lagen
zijn warmer door de hogere druk. Ook zijn ze blauwer van
kleur. Dat kan komen doordat de verstrooiing in de
atmosfeer op die diepte sterker is.
Jupiter is beroemd om zijn grote
Rode Vlek. Deze Rode
Vlek is al enkele honderden jaren zichtbaar. Het is
echter niet waarschijnlijk dat hij er altijd is geweest.
De Rode Vlek is waarschijnlijk een geweldige storm. De
kracht ervan is véél en véél groter dan de orkanen die
op aarde voorkomen. De Rode Vlek is ook een erg koel
gebied. Dat klopt ook wel als je bedenkt dat de Grote
Rode Vlek een kilometer of tien boven de gewone wolken
uitsteekt. Er komen op Jupiter meer van dergelijke
gebieden voor. Alleen veel en veel kleiner en wat lichter
van kleur. Al deze vlekken bevinden zich in het midden
van een zone en hebben een lange levensduur.
Met Jupiter is trouwens nóg iets geks aan de hand: de
planeet zendt méér licht en warmte-straling uit dan hij
van de zon ontvangt. Dat is natuurlijk vreemd! De planeet
kaatst maar een betrekkelijk klein deel van de zonnestraling
terug, zoals elke andere planeet. Maar daarbij komt, dat
het oppervlak van Jupiter erg heet is. Wel tweeduizend graden,
zoals we al verteld hebben. Daardoor zendt hij een heleboel
onzichtbare warmte-straling (infrarood-straling) uit. Net
als een kachel. Het totaal van de uitgezonden straling is
groter dan de op Jupiter vallende zonnestraling. Maar als
de straling die van Jupiter afkomt groter is dan de straling
die op Jupiter valt, dan verliest de planeet dus warmte. Dan
zou Jupiter af moeten koelen. Maar dat afkoelen gebeurt niet!
Wat is nu de verklaring? Jupiter produceert zelf een flinke
hoeveelheid warmte in z'n inwendige. Hoe dat komt? Omdat
Jupiter zo zwaar is - dus zo veel massa heeft - staat de
kern onder een enorme druk. Die druk geeft in de kern een
enorme stijging van temperatuur. Vandaar nu die opgewekte
warmte. Dit effect zien we bijvoorbeeld ook bij de aarde:
door de grote zwaartekracht in het centrum van de aarde
is de aarde van binnen ook vloeibaar en heet. Maar lang niet
zo erg als Jupiter. Als Jupiter nóg groter zou zijn, zou er
in de kern een zó hoge druk en temperatuur kunnen ontstaan,
dat er kernreacties zouden kunnen plaatsvinden. Net als de
zon en andere sterren zou Jupiter dan als een gasbol met
kernreacties kunnen gaan stralen. Toch is die temperatuur
van 30.000 graden in het centrum van Jupiter lang niet
voldoende om kernracties op gang te brengen. Vergelijk
die temperatuur maar eens met de temperatuur in het centrum
van de zon. Die bedraagt zo'n 15 miljoen graden Celcius!
Aan de nachtzijde van de planeet hebben ruimtevoertuigen
die de planeet hebben onderzocht, lichte vlekjes waargenomen.
Waarschijnlijk zijn dit bliksemontladingen. In de enorme
aktieve atmosfeer van Jupiter onweert het voortdurend. Ook
is poollicht waargenomen. Dat is niet zo verwonderlijk,
want Jupiter heeft een erg sterk magnetisch veld. Het
poollicht op de planeet komt voor tussen ongeveer 700 en
2300 kilometer boven de wolkentoppen. Dus zeer hoog boven
het oppervlak. Het poollicht is in vergelijking met het
aardse poollicht ook erg helder. Het poollicht van Jupiter
ontstaat in de ionosfeer van de planeet. Deze ionosfeer
bestaat uit twee afzonderlijke lagen. Eén met een tempera
tuur van ongeveer 600°C en één met een temperatuur van
ongeveer 1200°C. Het poollicht ontstaat net zo als op aarde:
geladen deeltjes, afkomstig van de zon, komen terecht in
de magnetische veldlijnen van de planeet. Hierdoor ver
liezen de luchtdeeltjes elektronen. Wanneer die lucht
deeltjes hun verloren gegane elektronen weer «oppikken»,
ontstaat de straling die wij zien als poollicht.
Bij Jupiter is ook een ring ontdekt. Waarschijnlijk is
deze ring niet dikker dan vijf kilometer. De deeltjes
waaruit de ring bestaat zijn waarschijnlijk bijzonder
klein. Wellicht zelfs nog veel kleiner dan één millimeter!
Hoe die ring ontstaan is weet men nog niet. Het kan zijn
dat de deeltjes van de ring afkomstig zijn van vulkaan
uitbarstingen van het maantje Io.
Informatie over de vier grote Jupitermanen, Io, Europa,
Ganymedes en Callisto kun je lezen bij
Galileïsche manen.
Hieronder vind je een tabel met gegevens
over de 16 manen die tot dusver bij Jupiter ontdekt zijn.
Na de aanduiding, de naam en het jaar van ontdekking vind
je de afstand tot het middelpunt van Jupiter in duizenden
kilometers, de omlooptijd in dagen, de gemiddelde visuele
schijnbare magnitude en de middellijn.
JXVI Metis 1979 127,98 0,2948 17,5 40 km
JXV Adrastea 1979 128,98 0,2983 19,2 25x20x15 km
JV Amalthea 1892 181,37 0,4982 14,2 270x166x150 km
JXIV Thebe 1979 221,89 0,6745 15,8 110x100x90 km
JI Io 1610 421,77 1,7691 5,0 3642 km
JII Europa 1610 671,06 3,5512 5,3 3130 km
JIII Ganymedes 1610 1070,43 7,1546 4,6 5268 km
JIV Callisto 1610 1882,73 16,6890 5,8 4806 km
JXIII Leda 1974 11093,93 238,717 19,6 16 km
JVI Himalia 1904 11458,06 250,566 14,7 186 km
JX Lysithea 1938 11720,35 259,219 18,1 30 km
JVII Elara 1905 11733,43 259,653 16,6 76 km
JXII Ananke 1951 21209,0 631,009r 18,9 22 km
JXI Carme 1938 22564,4 692,454r 17,7 38 km
JVIII Pasiphae 1908 23664 743,7 r 17,2 46 km
JIX Sinope 1914 23726 746,6 r 18,3 28 km
Je ziet dat het buitenste maantje Sinope op maar liefst
ruim 23,7 miljoen (23726 x 1000) kilometer een baan om
Jupiter beschrijft. Het maantje heeft dan ook 746,6 dagen
nodig om éénmaal om de reuzenplaneet te bewegen. Bovendien
doet ze dit tegen de wijzers van de klok in. Deze beweging
noemen we
retrograad! Daarom staat er de letter r achter
de omlooptijd. Ook Ananke, Carme en Pasiphae bewegen in
retrograde beweging.
Het zwakste maantje is Leda. Dat heeft een schijnbare
magnitude van maar liefst 19,6. Niet zo verwonderlijk
gezien de diameter van slechts 16 kilometer.
De maantjes Io, Europa, Ganymedes en Callisto worden
Galileïsche manen genoemd omdat ze in 1610 door Galileo
Galilei zijn ontdekt. Deze maantjes zijn uitgebreid door
de
Voyager-ruimtevoertuigen onderzocht.
Tenslotte vind je hieronder nog enkele numerieke gegevens
over de reuzenplaneet Jupiter:
gemiddelde afstand tot de zon: 5,2024 AE (778,267 miljoen km)
kleinste afstand tot de zon: 4,9504 AE (740,569 miljoen km)
grootste afstand tot de zon: 5,4544 AE (815,967 miljoen km)
siderische omlooptijd: 11,86224 jaar
synodische periode: 398,884 dagen
baansnelheid: 13,064 km/sec
equatoriale middellijn: 142.984 km
afplatting: 1/15,4
siderische rotatieduur: 9h 55m 29,7s
massa (aarde = 1): 317,82839
gemiddelde dichtheid: 1,326 gr per kubieke cm
zwaartekracht aan het oppervlak (aarde = 1): 2,366
gemiddelde temperatuur: 167K (-106°C)
albedo: 34%
absolute magnitude: -9,25
De
siderische omlooptijd is de tijd waarin de planeet de
gehele
dierenriem doorloopt en op dezelfde plaats terug
komt ten opzichte van dezelfde ster, gezien vanaf de zon.
De
synodische periode is de tijdsduur die een planeet nodig
heeft om, gezien vanaf de aarde, weer dezelfde positie ten
opzichte van de zon in te nemen.
De
siderische rotatieduur van de planeet is de tijd waarin
de planeet eenmaal om haar as draait ten opzichte van de
sterren.
De
absolute magnitude van een planeet is de helderheid van
de planeet als zij op één astronomische eenheid van de zon
en tegelijk op één astronomische eenheid van de waarnemer
staat.