Getijden
Eb en
vloed (laag- en hoogwater aan zee) zijn een gevolg van
de getijdenwerking van de maan. Dit gaat als volgt in zijn
werk: De watermassa in de zeeën en oceanen op aarde moet
je zien als een zachte schil rondom de 'onbuigzame' korst
van de aarde. De aardkorst noemen we in dit geval onbuig
zaam, omdat ze niet toegeeft aan het verschil in aantrek
kingskracht van de maan tussen het punt op aarde dat het
verst verwijderd is van de maan en het daar tegenover
liggend punt van de aardbol, waar de aantrekkingskracht
van de maan juist het sterkst gevoeld wordt. De 'zachte'
schil van water geeft wel toe aan dit verschil: op het
naar de maan toegekeerde punt geeft de schil mee en komt
omhoog, namelijk naar de maan toe. Het is vloed. Op het
punt daar tegenover op aarde is de aantrekkingskracht van
de maan juist kleiner. De watermassa zakt dus wŠg van de
maan. Dat is óók omhoog ten opzichte van het middelpunt
van de aarde. Er zijn zo dus twee vloedbergen op aarde: één
naar de maan toe, en één van de maan af.
De aarde draait in één dag éénmaal om haar as. De beide
vloedbergen blijven gericht naar de maan en precies er van
af. Een plaats op aarde passeert zo tweemaal per dag de
vloedberg. Per dag is het dus tweemaal vloed.
Tussen de beide vloedbergen in staat het water laag: dat
noemen we eb. Het is ook tweemaal per dag eb. Ongeveer zes
uur na vloed is het eb. Na ongeveer twaalf uur is het weer
vloed, na ongeveer achttien uur is het vervolgens weer eb,
enzovoorts. Het woord ongeveer duidt er op dat er een
kleine afwijking is van de hier genoemde tijden. Dat komt
doordat de maan niet stilstaat, maar eens per maand om de
aarde draait. Dit maakt echter per dag nog geen uur uit.
Niet alleen de aantrekkingskracht van de maan zorgt voor
de getijden. Maar ook de aantrekkingskracht van de zon!
Doordat de zon echter veel verder weg staat, is de invloed
van de aantrekkingskracht van de maan veel groter. Wanneer
zon, maan en aarde op één lijn staan (bij Nieuwe Maan en
Volle Maan) werken de aantrekkingskrachten van de maan en
zon samen. De vloed is dan extra hoog. Dat noemen we
springvloed. De afstand van de aarde tot de maan is niet
altijd hetzelfde. Is de afstand toevallig erg klein en is
het bovendien Nieuwe of Volle Maan, dan is de springvloed
extra hoog.
Bij Eerste- en Laatste Kwartier (Halve Maan) werken de
aantrekkingskrachten van zon en maan elkaar tegen. Dit
noemen we
doodtij. Bij de hoogte van de vloed speelt ook
de windrichting en de windkracht een rol.