Druk
Als je door een dik pak sneeuw loopt, kun je er soms wel tot
je enkels in wegzakken. Dat komt doordat de sneeuw je gewicht
niet kan dragen. Maar als je op ski's zou staan, is er niets
aan de hand. Je zakt dan nog maar nauwelijks weg. De ski's
zijn namelijk groter dan je voeten. Je gewicht wordt nu over
een groter oppervlak verdeeld. Iedere vierkante centimeter
sneeuw heeft nu veel minder te dragen. Het gewicht per vier
kante centimeter is kleiner. We zeggen dat de druk op de
sneeuw kleiner is geworden.
De druk wordt kleiner, als het oppervlak groter wordt. En
natuurlijk wordt de druk groter bij een kleiner oppervlak.
Denk maar eens aan een punaise. Je duim alleen kan nooit
een indruk in hout achterlaten. Maar de punt van de punaise
heeft een zeer klein oppervlak. De druk is daar erg groot.
Het hout kan deze druk niet verdragen. Je duwt de punaise
er dan ook makkelijk in.
Een ander voorbeeld van druk zien we bij een ballon. Als je
een ballon helemaal opblaast, pers je er erg veel lucht in.
Vlug een knoopje erin, anders stroomt de lucht er weer uit!
De ballon is nu strak gespannen. Het valt niet mee er van
buiten af een kuiltje in te duwen. De druk aan de binnenkant
is daar te groot voor. Het is de druk van de lucht, die in
de ballon zit. We zeggen dat de lucht in de ballon een hoge
druk heeft. Zou je de ballon nog verder opblazen, dan wordt
de druk nog groter. Omdat de ballon een beetje uit kan
rekken, houdt die het in het begin nog wel. Maar uiteindelijk
is de ballon niet stevig genoeg. Hij knalt! De druk is te
hoog geworden.
We hebben het nu gehad over de druk van een gas. Lucht is
immers een gas. Zo heeft elk gas een bepaalde druk. Hoe
sterker het gas is samengeperst, hoe groter de druk is. Denk
maar aan de ballon.
De
atmosfeer van de aarde bestaat helemaal uit lucht. Wat
is hier eigenlijk de druk van? Denk nog eens aan het voor
beeld van de ski's. Daar zagen we, dat het er om gaat hoe
veel gewicht één vierkante centimter moet dragen. Op iedere
vierkante centimeter van het aardoppervlak staat een heel
dun kolommetje lucht van vele kilometers hoog. Een zo'n
kolommetje weegt één kilogram. Iedere vierkante centimeter
van het aardoppervlak moet dus één kilogram kunnen dragen.
We zeggen nu, dat de druk van de atmosfeer één kilogram per
vierkante centimeter is. Deze druk noemen we ook wel eens
één atmosfeer (1 atm).
Binnen in de zon is het gas heel sterk samengeperst. De
druk is daar vreselijk hoog. Maar liefst 2 miljard atmosfeer.
Dat is twee miljard keer zo hoog als de druk van onze damp
kring!