Culmineren
Een hemellichaam culmineert als het op de 
plaatselijke 
meridiaan staat. De plaatselijke meridiaan is een denk
beeldige lijn. Die loopt van het zuiden recht over je 
hoofd naar het noorden. Anders gezegd: het is de lijn, 
die het zuidpunt, het 
zenit en het noordpunt met elkaar 
verbindt. Staat een hemellichaam op de plaatselijke 
meridiaan, dan staat het dus altijd precies in het zuiden 
óf precies in het noorden.
Denk eens aan de dagelijkse beweging van de zon. De zon 
komt op in het oosten. Ongeveer midden op de dag staat de 
zon in het zuiden. Hij culmineert als hij op de plaatse
lijke meridiaan staat. Tijdens deze culminatie staat de 
zon zo hoog mogelijk aan de hemel. Na de culminatie wordt 
de hoogte weer minder. De zon gaat in het westen onder.
Rond middernacht staat hij precies in het noorden. De zon 
culmineert nu dus opnieuw. Nu bereikt hij juist zijn 
l  gste stand. Hij staat zo ver mogelijk onder de horizon.
Ieder hemellichaam culmineert zo twee maal per dag. De ene 
keer bereikt het hemellichaam de hoogste stand. De andere 
keer de laagste stand. Vaak is maar één van die twee 
culminaties zichtbaar. Net als bij de zon. Die culminatie 
vindt plaats in het zuiden als het hemellichaam de hoogste 
stand bereikt. Het kan ook zijn, dat je een ster twee maal 
per dag kunt zien culmineren. Ook in zijn laagste stand 
staat zo'n ster nog boven de horizon. Precies in het noorden.
Het zijn sterren, die nooit onder de horizon verdwijnen. We 
noemen ze 
circumpolaire sterren. De sterren van de Grote 
Beer zijn er een voorbeeld van. Staan de sterren in hun 
hoogste stand, dan spreken we van 
bovenste culminatie.
Staan ze in de laagste stand, dan hebben we het over 
onderste culminatie.
Bij sommige sterren gebeuren beide culminaties in het 
noorden. Deze sterren staan vrij dicht bij de noordelijke 
hemelpool. Om precies te zijn: op minder dan 38 graden.
Tenslotte zijn er ook sterren, die we nooit kunnen zien 
culmineren. Dat zijn sterren, die nooit boven de horizon 
komen. Zelfs niet wanneer ze hun hoogste stand bereiken.
Om ze te zien zou je ver naar het zuiden moeten reizen.
Hóe hoog een ster boven de zuidelijke horizon kan komen te 
staan is niet zo moeilijk zelf uit te rekenen. Je moet dan 
wel de 
declinatie van de ster weten. En ook de 
geografische
breedte van de plaats waar je staat. Voor Utrecht is de 
geografische breedte ongeveer 52°. Voor Groningen is dat 
ongeveer 53° en voor Maastricht 51°.
We gebruiken de formule: 
culminatiehoogte = declinatie + 90 graden - geografische 
breedte. Een voorbeeld: 
De geografische breedte bedraagt 52°. De ster Aldebaran 
heeft een declinatie van +16°. Wat is nu zijn culminatie
hoogte? 
De formule was: culminatiehoogte = declinatie + 90° 
                geografische breedte.
Voor Aldebaran: 
culminatiehoogte = +16° + 90° - 52° = 54°. Hoger dan 54° 
boven de horizon kan Aldebaran in Utrecht nooit komen te 
staan.