Baanelementen
Baanelementen of baangegevens zijn gegevens die nodig zijn
om de baan van een hemellichaam te beschrijven.
Vaak willen we weten waar een planeet op een bepaald tijdstip
staat. Dat kun je in de
sterrengids vinden. Zelf de baan
uitrekenen is erg moeilijk. Hoe dat moet zullen we dan ook
niet behandelen. Wel noemen we de baanelementen die sterren
kundigen gebruiken bij het berekenen van de baan. Wat denk
je dat we allemaal van die baan moeten weten?
Allereerst de grootte. Hoe verder een planeet van de zon
af staat, hoe groter zijn baan is. Pluto bijvoorbeeld staat
verder van de zon af dan de aarde. De baan van Pluto is dan
ook veel groter dan die van de aarde. De gemiddelde afstand
van de aarde tot de zon noemen we een
astronomische eenheid,
vaak afgekort tot AE. Afstanden tussen de zon en de planeten
worden vaak in astronomische eenheden opgegeven. De gemid
delde afstand van Pluto tot de zon is ongeveer 40 AE. Pluto
staat gemiddeld dus ongeveer 40 keer zo ver van de zon dan
de aarde. Zo moeten we van iedere planeet de gemiddelde
afstand tot de zon kennen. Die afstand geven we aan met
de letter a.
Verder moeten we de vorm van de baan weten. De baan van een
planeet is nooit precies rond. Maar altijd ellipsvormig. Een
ellips is een uitgerekte cirkel. De
excentriciteit geeft aan
hoe sterk de baan is uitgerekt. Voor een ellips ligt de
excentriciteit altijd tussen nul en één. Hoe groter de
uitrekking van de baan, hoe groter deze excentriciteit. Van
een cirkel is hij altijd precies nul.
De exentriciteit, aangegeven door de kleine letter e, kun
je zelf uitrekenen. Daarvoor wordt de volgende formule ge
bruikt:
gemiddelde afstand - kleinste afstand
excentriciteit = ------------------------------------
gemiddelde afstand
Even een voorbeeld. De gemiddelde afstand van de zon tot
Mercurius is 0,387 AE. De kleinste afstand 0,307 AE. Dan is
de excentriciteit:
0,387 - 0,307
e = ------------- = ongeveer 0,21
0,387
Verder is de stand van de baan in de ruimte belangrijk. Een
planeetbaan ligt niet altijd in hetzelfde vlak als de baan
van de aarde. De twee banen maken een hoek met elkaar. Deze
hoek noemen we
inclinatie. De inclinatie geven we aan met de
kleine letter i. We weten nu hoe steil de planeetbaan staat
ten opzichte van de baan van de aarde.
Als we alleen de inclinatie weten, is de stand van de baan
in de ruimte nog niet helemaal bekend. Twee planeetbanen
kunnen dezelfde inclinatie hebben terwijl hun stand in de
ruimte anders is.
Het punt waar de planeet boven het vlak van de aardbaan
uitkomt, ligt dan niet op dezelfde plaats. Dat punt noemen
we de
klimmende knoop. Om de plaats van de klimmende knoop
aan te geven gebruiken we de hoek Ω. Ω is de Griekse hoofdletter
Omega. Deze hoek heet de
lengte van de klimmende
knoop. Hij wordt gemeten vanaf de richting waarin het
lentepunt ligt. Dat is het punt waar de zon staat bij het begin
van de lente.
We zijn er nog niet. Zelfs als de inclinatie en de klimmende
knoop van twee planeetbanen gelijk zijn kunnen hun banen
nog verschillend zijn. Dat komt omdat het
perihelium van
beide planeetbanen dan niet in dezelfde richting ligt. Het
perihelium is het punt van de baan, waar de afstand tot de
zon het kleinst is. Om de plaats van het perihelium aan
te geven wordt de hoek ω gebruikt. ω is de griekse kleine
letter omega. Deze hoek heet de
periheliumlengte. Hij
wordt gemeten vanaf de klimmende knoop.
Nu weten we eindelijk precies hoe de baan van de planeet
er uit ziet. De grootte, vorm en de stand in de ruimte
zijn bekend. Maar we kunnen nog steeds niet zeggen waar
de planeet op een bepaald tijdstip staat. Daarvoor is
het nodig, dat we precies weten wanneer de planeet het
dichtst bij de zon staat. Dat heet het
tijdstip van
periheliumdoorgang. We geven het aan met de hoofdletter T.
We zetten alle zes de baanelementen nog eens even voor je
op een rijtje.
a: gemiddelde afstand van de planeet tot de zon in AE
e: excentriciteit van de baan (maat voor de uitrekking)
i: inclinatie of baanhelling
Ω: lengte van de klimmende knoop, gemeten in de richting waarin het lentepunt ligt
ω: periheliumlengte, gemeten vanaf de klimmende knoop
T: tijdstip van periheliumdoorgang
Als al deze baanelementen bekend zijn, kan men voor ieder
tijdstip uitrekenen waar de planeet staat. Je begrijpt, dat
dit ook geldt voor alle andere hemellichamen die om de zon
bewegen.