Azimut en hoogte
Het azimut van een hemellichaam is de afstand in graden
vanaf het noordpunt tot het punt recht onder dat hemellichaam.
Het azimut wordt gemeten langs de horizon in oostelijke
richting. Zoek de Poolster eens aan de hemel op. Met behulp
van het sterrenbeeld Grote Beer kun je de Poolster vinden.
Je moet dan de afstand tussen de laatste twee sterren van de
pan vijf keer naar boven (dus uit de pan) verlengen. Je komt
dan uit bij een goed zichtbare, maar toch niet erg heldere
ster. Dat is de Poolster. Als je naar de Poolster kijkt,
kijk je in de richting van het noorden. Er is maar één punt
aan de horizon dat precies in noordelijke richting ligt. Dat
punt heet het
noordpunt. Het noordpunt ligt ongeveer recht
onder de Poolster.
Er bestaat ook een zuidpunt. Dat punt ligt natuurlijk in de
richting van het zuiden. Je begrijpt nu zelf wel waar het
oostpunt en het westpunt liggen. Kijk je naar het noordpunt,
dan ligt het oostpunt rechts van je. Het zuidpunt ligt achter
je en het westpunt links. Om naar het oostpunt te kijken
moet je rechtsom draaien. Een kwart slag. Dat is een hoek
van 90°. Om naar het zuidpunt te kijken moet je nog eens 90°
draaien. Dus weer een kwart slag. Bij elkaar 180°. Dat is
een halve cirkel. Wil je naar het westpunt kijken, dan moet
je opnieuw een kwart slag draaien. Vanaf het noordpunt ben
je nu 270° gedraaid. Draai je nu nóg eens 90°, dan kijk je
weer naar het noordpunt. Je bent dan in totaal 360° gedraaid.
Dat is precies één keer rond.
Het azimut van het oostpunt is 90°. Want als je naar het noord
punt kijkt, moet je 90° naar rechts draaien om met je gezicht
naar het oostpunt te staan. Zo is het azimut van het zuidpunt
180° en van het westpunt 270°. Van het noordpunt zelf is het
azimut 0°. Je hoeft immers helemaal niet te draaien om naar
het noordpunt te kijken.
Alle hemellichamen hebben een azimut. Stel je eens voor dat
er een ster in het oosten staat, 10 graden boven de horizon.
We gaan weer zó staan, dat we naar het noordpunt kijken. Wat
moet je nu doen om de ster goed te kunnen zien? Nu, hij
staat precies boven het oostpunt. Je moet dus 90° naar rechts
draaien. Het azimut van de ster is 90°. Maar daarna moet je
ook je hoofd nog wat naar boven bewegen. Want de ster staat
10° boven de horizon. Die 10° noemen we de
hoogte van de ster.
Onze ster heeft dus een azimut van 90° en een hoogte van 10°.
In de loop van een nacht veranderen die getallen. De ster
klimt steeds hoger aan de hemel. In het zuiden staat hij zo
hoog mogelijk. De hoogte van de ster is nu het grootst. Het
azimut is 180°. De ster staat immers precies boven het
zuidpunt. Nog later staat de ster in het westen. Hij gaat
weer onder. Het azimut is nog groter geworden, maar de
hoogte wordt alsmaar minder.
Zo kunnen we van elk hemellichaam het azimut en de hoogte
opzoeken. We moeten wel weten voor welk tijdstip het geldt.
Azimut en hoogte van een hemellichaam kunnen soms erg handig
zijn. Ze vertellen ons precies naar welk gedeelte van de
hemel we moeten kijken om het object te zien. We kunnen zo
nagaan of er misschien huizen of bomen in de weg staan.