Nova
Een nova is een ster die een plotselinge uitbarsting heeft.
Hierbij blaast de ster zijn buitenste gaslaag de ruimte in.
Door deze uitbarsting wordt de helderheid van de ster tien
duizend tot honderduizend keer zo groot. Dat komt overeen
met een helderheidstoename van 10 tot 12«
magnitude. Hierdoor
lijkt het of er plotseling een «nieuwe ster» aan de hemel is
komen te staan. Dat gebeurde bijvoorbeeld in augustus 1975
in het sterrenbeeld Zwaan. Daarom wordt deze nova ook wel
Nova Cygni 1975 genoemd. De Latijnse naam van het sterren
beeld Zwaan is immers Cygnus. Nova Cygni 1975 wordt ook wel
aangeduid als V1500 Cygni. Dat wil zeggen dat het de 1500ste
veranderlijke ster is die in het sterrenbeeld Zwaan is ont
dekt.
Nova is een Latijns woord dat «nieuw» betekent. Het meervoud
is novae. Dat spreek je uit als «novee». Natuurlijk is het
niet zo dat er echt een nieuwe ster aan de hemel is bijge
komen. Alleen was de ster vóór de uitbarsting zó zwak, dat
we hem niet konden zien. Soms zelfs niet in de grootste
kijkers die er zijn. Vóór de uitbarsting heet zo'n ster een
pre-nova («pre» betekent «voor»). Prenovae zijn dus sterren
die later een nova-uitbarsting zullen ondergaan. Helaas weet
men zoiets nooit van te voren. We kunnen daarom van een ster
pas na zijn uitbarsting zeggen dat hij een pre-nova is geweest.
Ook heel bekend is Nova Aquila 1918. Zoals de naam aangeeft
verscheen deze nova in 1918 in het sterrenbeeld Arend. De
latijnse naam van dit sterrenbeeld is Aquila. Een andere
aanduiding voor deze nova is V603 Aql. Je weet nu waarschijn
lijk wel dat we hiermee bedoelen dat dit de 603de verander
lijke ster is die in het sterrenbeeld Arend is ontdekt. Aql
is namelijk de gebruikelijke afkorting voor Aquila.
De sterrenkundigen weten nog niet precies hoe een nova eigen
lijk ontstaat. Wel zijn ze er de laatste jaren wat meer over
te weten gekomen. Waarschijnlijk maken alle novae deel uit
van een
dubbelster. De ene ster van dit dubbelstersysteem is
erg klein, maar wel zeer heet. Het is een
witte dwerg. De
andere ster is erg groot, maar juist koel: een
rode reus. De
dwergster is de prenova. Het is een ster die bijna aan het
eind van zijn levensloop is. Zo'n ster bestaat voor het
grootste deel uit helium. Wel is dat helium omringd door een
dunne schil waterstofgas. Door de aantrekkingskracht tussen
de beide sterren van het dubbelstersysteem stroomt er gas
van de rode reus naar de witte dwerg toe. Wanneer dit gas in
de buitenste lagen van de witte dwerg terecht komt, stijgt
de temperatuur daar heel snel. Hierdoor kunnen in deze
lagen kernreacties gaan optreden. Die zorgen er voor dat
de buitenste schil van de witte dwerg wordt weggeblazen.
Er zijn ook sterrenkundigen die denken dat een nova door
iets heel anders komt. Ze gaan er van uit dat de witte
dwerg uit koolstof of nog zwaardere
elementen bestaat. De
kern van de ster krimpt door de zwaartekracht zeer snel in.
Daardoor ontstaat een schokgolf. Die schokgolf voert een
deel van de massa van de ster met zich mee de ruimte in.
Volgens deze theorie hoeft de witte dwerg geen deel uit te
maken van een dubbelster. Of één van deze ideeën juist is
weten we nog niet zeker. Misschien komen we er binnenkort
meer over te weten.
Novae zijn niet zo erg zeldzaam. Deze eeuw zijn er al bijna
tweehonderd ontdekt. Maar de meeste zijn niet met het blote
oog te zien. Toch zijn er ook wel hele heldere novae geweest.
Nova Aquila 1918 werd even helder als Sirius, de helderste
ster aan de hemel. Ook Nova Cygni 1975 werd erg helder.
Hieronder zie je een lijstje van alle novae die na 1850 zijn
verschenen en die helderder zijn geworden dan magnitude 3.
In de eerste kolom vind je het jaar waarin de nova is
verschenen. Daarnaast de aanduiding die de nova heeft
gekregen. In de derde kolom staat het sterrenbeeld waarin
de nova verscheen. De vierde kolom geeft de grootste
schijnbare magnitude aan die de nova heeft bereikt. Hier
onder verstaan we de helderheid zoals we de nova vanaf de
de aarde zien. Deze schijnbare magnitude wordt meestal
aangeven met de kleine letter m. In de laatste kolom
vind je de
absolute magnitude. Die wordt altijd aangegeven
met de hoofdletter M. Met alsolute magnitude bedoelen we
de helderheid die een ster zou hebben als deze op een
afstand van 10
parsec (dat is 32,6
lichtjaar) van de aarde
zou staan.
De snelheid waarmee de buitenste gaslaag van de ster de
ruimte in wordt geblazen is voor iedere nova weer anders.
Meestal ligt deze snelheid tussen de 40 en 4000 kilometer
per seconde. Overigens verliest de ster door zo'n uit
barsting niet zoveel massa als je misschien wel zou
denken. Slechts één duizendste of één tienduizendste deel
van de massa van de ster gaat verloren in de ruimte.
Als we naar het helderheidsverloop van een nova kijken,
kunnen we de novae indelen in verschillende groepen of
klassen. Deze klassen zijn Na, Nb, Nc en Nd. We zullen
ze eens wat nader gaan bekijken.
Na: Hiertoe behoren de zeer snelle, de snelle en de
middelsnelle novae. Al deze novae hebben na hun maximum
(het moment waarop ze hun grootste helderheid bereikt
hebben) minder dan honderd dagen nodig om drie magnituden
zwakker te worden. Hoe sneller een nova na zijn maximum
afzwakt, hoe meer licht er bij de uitbarsting is uitge
straalt. De zeer snelle novae bereiken een absolute magnitude
van -8,0. Voor de snelle novae is dat gemiddeld -7,2 en voor
de middelsnelle novae -6,5.
Nb: Dit zijn de langzame novae. Nadat ze hun grootste helder
heid bereikt hebben, worden ze in ongeveer tweehonderd dagen
weer drie magnituden zwakker. De lichtkracht van een langzame
nova is ongeveer tien keer zo klein als die van een zeer
snelle nova. Langzame novae hebben een absolute magnitude
van ongeveer -5,4.
Nc: Tot deze klasse behoren de zeer langzame novae. Het zijn
sterren die na het maximum ongeveer duizend dagen nodig
hebben om drie magnituden in helderheid af te nemen. Dat
is bijna drie jaar! De lichtkracht van deze novae is dan
ook veel geringer. De absolute magnitude bedraagt bij deze
groep gemiddeld ongeveer -3,6.
Nd: Dit is eigenlijk een hele aparte groep. Het zijn de
terugkerende novae. Meestal wordt de moeilijkere naam
recurrente novae gebruikt. Het zijn sterren die meer dan
één uitbarsting krijgen. Een mooi voorbeeld is de ster
T Pyxidis in het sterrenbeeld Kompas. Deze ster heeft tot
nu toe vijf keer een nova-uitbarsting gehad. Dat gebeurde
in 1890, 1902, 1920, 1944 en 1967. Tijdens de eigenlijke
uitbarsting stijgt de helderheid van de nova binnen één
dag met 7 tot 9« magnitude. Hierna blijft de helderheid
korte tijd hetzelfde. Soms wordt de ster zelfs wat zwakker.
Eén tot zeven dagen na de eerste grote uitbarsting wordt
de helderheid vaak nóg eens twee magnituden groter. Hiermee
bereikt de ster dan tevens zijn maximum.
Veel novae hebben vóór de uitbarsting een constante helder
heid. Toch zijn er ook prenovae bekend waarvan de helderheid
al wat veranderde.