Het Melkwegstelsel
Melkwegstelsel
|
Alle sterren die wij aan de hemel kunnen zien, maken deel
uit van één enorm groot stelsel van sterren. Dit sterren
stelsel noemen wij ons Melkwegstelsel.
Je moet je ons Melkwegstelsel voorstellen als een platte schijf. De verhouding
tussen dikte en diameter komt globaal overeen met die van
een langspeelplaat. Wel is gebleken dat de dikte van de
schijf van het Melkwegstelsel langzaam naar het centrum
toeneemt. De schijf heeft een middellijn van ongeveer
100.000
lichtjaar. Dit betekent dat een lichtstraal 100.000 jaar
nodig heeft om van de ene kant van ons Melkwegstelsel naar
de andere kant te komen. De dikte van de schijf bedraagt
bij de buitenste delen minder dan 500 lichtjaar. Naar het
centrum toe neemt de dikte toe tot ruim 10.000 lichtjaar
bij de centrale verdikking. Je ziet dus wel hoe enorm
groot ons Melkwegstelsel is.
De Engelse sterrenkundige
Thomas Wright was in 1750 de
eerste die dacht dat de sterren in een platte schijf
liggen. De lijn die de schijf in een noordelijke en een
zuidelijke helft verdeelt noemen we de
galactische evenaar. Ook ons zonnestelsel ligt binnen de platte schijf van ons
Melkwegstelsel. De afstand tot het centrum van het Melkweg
stelsel bedraagt ongeveer 25.000 lichtjaar. De zon bevindt
zich ongeveer 25 parsec boven de galactische evenaar.
Het zal je nu misschien ook duidelijk zijn dat we veel meer
licht zien wanneer we vanaf de aarde in het vlak van de
schijf blijven kijken dan wanneer we kijken in enige andere
richting. Thomas Wright gaf hiermee al meer dan 200 jaar
geleden de juiste verklaring van wat wij als de melkweg zien.
Bijna alle objecten die je met het blote oog of met een
verrekijker kunt zien, behoren tot ons Melkwegstelsel. Dus
niet alleen de sterren, maar ook de nevels en de sterren
hopen. Het zijn allemaal
galactische objecten. Daarmee
bedoelen we objecten die tot ons Melkwegstelsel behoren.
Je denkt nu misschien dat ons Melkwegstelsel wemelt van de
sterren. Het is daarom goed te beseffen dat het Melkweg
stelsel eigenlijk zo goed als leeg is! De ster die het
dichtst bij de zon staat is
Proxima Centauri. Toch bedraagt
deze afstand al meer dan 4 lichtjaar. Die afstand is gelijk
aan ongeveer 30 miljoen zonsmiddellijnen. Als we ons de zon
voorstellen als een bal met een doorsnede van dertig centi
meter, dan staat Proxima Centauri al op een afstand van
9.000 kilometer! En deze verhouding komt redelijk overeen
met de onderlinge afstanden tussen de andere sterren. Ge
middeld bedraagt de afstand tussen twee sterren van het
Melkwegstelsel drie tot vier lichtjaar. Binnen een afstand
van 17 lichtjaar van de zon treffen we slechts 45 sterren
aan!
Ook de dichtheid van het aanwezige gas is erg gering. Wanneer
we het gemiddelde nemen over het gehele stelsel, bevinden
zich in een volume van één liter ongeveer honderd atomen. Op
aarde bevat één liter lucht gemiddeld maar liefst 30 tril
jard (30.000.000.000.000.000.000.000) moleculen.
De voornaamste bestanddelen van het Melkwegstelsel zijn
waterstof (ongeveer 73%) en
helium (ongeveer 25%).
Alhoewel de gemiddelde dichtheid van het Melkwegstelsel
gering is, is de totale massa aanzienlijk. Dat komt natuurlijk
omdat het Melkwegstelsel zo groot is. De massa wordt
geschat op ongeveer 110 miljard keer de massa van de zon!
Die massa bestaat niet alleen uit sterren, maar ook uit
uitgestrekte gas- en stofwolken. Deze gas- en stofwolken
bemoeilijken het waarnemen. Ze houden het licht van de
daarachter gelegen sterren tegen. Dit verschijnsel heet
interstellaire absorptie. Vooral optisch is deze inter
stellaire absorptie een groot probleem. Met optisch bedoelen
we waarnemen in zichtbaar licht. Radiogolven hebben bijna
geen last van die interstellaire absorptie.
De ontdekking van radiostraling was daarom van buitengewoon
groot belang. Nu kon de hemel in een veel groter golflengte
gebied worden waargenomen. Erg belangrijk was ook de voor
spelling van de Nederlandse sterrenkundige
H.C. van de
Hulst in 1944. Hij ontdekte dat het waterstof tussen de
sterren radiostraling uitzendt met een golflengte van 21 cm.
In 1951 werd deze radiostraling inderdaad ontdekt. Door de
bestudering van de verdeling van de 21 cm straling zijn de
sterrenkundigen er in geslaagd ons Melkwegstelsel in kaart
te brengen. Vooral
Jan H. Oort (1900-1992) is beroemd geworden
door zijn onderzoekingen. In 1927 stelde hij reeds vast
dat het centrum van het Melkwegstelsel in de richting van
het sterrenbeeld Schutter moest liggen. Ook berekende Oort
de massa van het Melkwegstelsel. In 1954 publiceerde hij
zijn beroemde radiokaart van de spiraalarmen van het
Melkwegstelsel. De spiraalstructuur van het Melkwegstelsel
had men ook verwacht. Er was namelijk al bekend dat vele
andere stelsels spiraalarmen hadden. Bovendien had de
bestudering van grote aantallen sterren al aanwijzingen
opgeleverd voor de spiraalstructuur van ons Melkwegstelsel.
Maar het duidelijkste bewijs kwam vooral uit de onderzoekingen
van Oort dankzij de radio-astronomie.
De aanwezigheid van grote hoeveelheden gas en stofwolken
in de buurt van de galactische evenaar zorgen er voor dat
we het centrum van het Melkwegstelsel niet kunnen zien.
Tenminste niet in het zichtbare licht. Binnen het vlak
van de melkweg kunnen we in het gunstigste geval maar
ongeveer tienduizend lichtjaar ver kijken. Maar op de
meeste plaatsen is dit veel minder. Gelukkig ondervinden
radiostraling en infrarood-straling geen hinder van deze
interstellaire absorptie. Veel van wat we over het centrum
van het Melkwegstelsel te weten zijn gekomen, is dan ook
te danken aan de radio-sterrenkunde. We wisten dat het
centrum van het Melkwegstelsel zich in de richting van het
sterrenbeeld Schutter moest bevinden. Tegenwoordig weten
we nauwkeurig de positie van het centrum van het Melkweg
stelsel. Deze komt namelijk overeen met de positie van de
radiobronal zegt een gebied waar héél erg veel radiostraling vandaan
komt. Sagittarius is de Latijnse naam van het sterrenbeeld
Schutter. Uit nauwkeurige waarnemingen met grotere radio
telescopen bleek later dat deze radiobron uit twee delen
bestaat. Die delen noemen we Sagittarius A West (Sgr A West)
en Sagittarius A Oost (Sgr A Oost). Sgr A West valt samen
met het werkelijke centrum van ons Melkwegstelsel. Sgr A Oost
ligt hier zo'n achttien lichtjaar oostelijk van.
In Sgr A West bevindt zich een uiterst compacte radiokern.
De middellijn ervan is kleiner dan 80 lichtminuten. Toch is
de helderheid van deze bron erg groot. Daarom moet ze wel
deeltjes bevatten die zeer hoge energieën hebben. Uit
infrarood-bronnen, die met hoge snelheden rondom de kern
bewegen, weten we ook dat de massa van deze compacte
radiokern heel erg groot is.
Centra van sterrenstelsels zijn over het algemeen plaatsen
waar het rumoerig in toegaat. Er vinden regelmatig enorme
uitbarstingen plaats. Zo ook in ons Melkwegstelsel. Uit het
onderzoek van de 21 cm straling bleek dat grote massa's
interstellair gas met enorme snelheden naar buiten bewegen.
Soms met snelheden van meer dan honderd kilometer per
seconde. Niet alleen binnen het melkwegvlak worden
objecten aangetroffen die zich met grote snelheid van de
kern verwijderen. Ook buiten het melkwegvlak vinden we een
aantal van dergelijke objecten. Al deze wolken tezamen
bevatten wel een miljoen zonsmassa's aan materie.
Dankzij radiowaarnemingen werd nog een andere vreemde
ontdekking gedaan. Binnen een straal van 700 parsec (= 2300
lichtjaar) rondom de kern, blijkt het grootste gedeelte van
het interstellaire gas zich in een snel ronddraaiende schijf
te bevinden. Dit materiaal lijkt echter totaal niet verstoord
te worden door de naar buiten gerichte bewegingen. Uit de
waargenomen rotatiesnelheden konden de sterrenkundigen de
verdeling van de massa in het centrale deel van het sterren
stelsel berekenen. Binnen een afstand van duizend parsec
van het galactische centrum moet ongeveer 150 miljoen
zonsmassa's aan materie aanwezig zijn. Binnen een afstand
van 100 parsec vanaf het galactisch middelpunt is dit acht
miljoen zonsmassa's.
Verreweg de meeste massa van het Melkwegstelsel bevindt zich
in de platte schijf. De sterren van de melkweg die we kunnen
zien, bevinden zich op afstanden tot zo'n 6500 lichtjaar.
Door het interstellaire stof en gas kunnen we niet verder
kijken. De losse sterren die de sterrenbeelden vormen staan
véél dichterbij. De meeste binnen een afstand van ongeveer
driehonderd lichtjaar.
Het centrale gebied van het Melkwegstelsel bevat voornamelijk
oude sterren. De spiraalarmen bevatten jonge en oude sterren
(waaronder de zon), open sterrenhopen en nevels. Uit deze
nevels kunnen nieuwe sterren ontstaan. Het aantal
open sterrenhopen
in ons Melkwegstelsel wordt geschat op zo'n 18.000.
Gemiddeld bevatten ze ongeveer honderd sterren. De meeste
open sterrenhopen kunnen we echter niet zien. Dat komt door
de interstellaire absorptie.
Behalve in de schijf en in de kern zijn er ook sterren
te vinden in een grote bolvormige ruimte rondom het
centrum van het Melkwegstelsel. Deze bolvormige ruimte
noemen we de
halo van het Melkwegstelsel. Deze halo heeft
een middellijn van zo'n 120.000 lichtjaar. Sterren die
zich in deze bolvormige ruimte bevinden staan in grote
groepen bijeen. Het zijn de
bolvormige sterrenhopen.
Deze bolvormige sterrenhopen behoren tot de oudste objecten
in ons Melkwegstelsel. Het aantal bolvormige sterrenhopen
bedraagt ongeveer vijfhonderd. Gemiddeld hebben ze een
massa die overeen komt met een miljoen zonsmassa's.
De verdeling van de bolvormige sterrenhopen heeft de
sterrenkundigen veel geleerd over de vorm en de grootte
van de oerwolk waaruit het Melkwegstelsel is ontstaan.
Terwijl in de oerwolk sterren geboren werden begon de wolk
door zijn eigen zwaartekracht samen te trekken. Dit samen
trekken ging maar erg langzaam. Sommige sterrenkundigen
denken dat de oerwolk zelfs al een kleine rotatie had.
Dat zou dan verklaren waarom de gasmassa waaruit de oerwolk
bestond, niet tot een bol, maar tot een schijf samentrok.
Het samentrekken ging zo'n honderd miljoen jaar door. Ge
durende die tijd ontstonden natuurlijk ook steeds nieuwe
sterren. Maar de bolvormige sterrenhopen deden niet aan die
samentrekking mee. Door hun hoeveelheid aan sterren was
de massa zó groot dat ze stabiele groepen vormden.
Doordat de wolk samentrok, ging deze ook roteren. Net zoals
dat gebeurt bij een gaswolk waaruit een ster ontstaat.
Het Melkwegstelsel draait dus om zijn as. Net zoals de zon
en de planeten dat doen. Natuurlijk doet ook de zon aan deze
beweging mee. Ze heeft maar liefst 220 miljoen jaar nodig
om één keer om het centrum van het Melkwegstelsel te
bewegen. En toch doet de zon dat met een enorme snelheid!
Iedere seconde legt de zon zo'n 250 kilometer af in zijn
baan om het melkwegcentrum. Ook hieruit blijkt weer de
geweldige grootte van het Melkwegstelsel.
Ons Melkwegstelsel met zijn sterren, nevels en sterren
hopen, is niet het enige sterrenstelsel in het heelal. Er
zijn vele miljoenen van zulke sterrenstelsels ontdekt. In het
hele heelal zijn er vele miljarden sterrenstelsels. Omdat ze
buiten ons eigen Melkwegstelsel staan noemen we ze
extra¿ : ‘
galactische stelsels. Veel van deze extra-galactische stelsels
zien er ongeveer net zo uit als ons eigen stelsel. Een mooi
voorbeeld is de
Andromedanevel.
Dit sterrenstelsel in het
sterrenbeeld Andromeda is op heldere avonden in het najaar
als een wazig vlekje met het blote oog te zien. De Andromeda
nevel is ook een groot schijfvormig sterrenstelsels met
mooie spiraalarmen.
De sterrenstelsels staan in het heelal vaak in groepen bij
elkaar. Zo'n groep van sterrenstelsels noemen we een
cluster.
De cluster waar ons Melkwegstelsel toe behoort heet de
Lokale Groep.
In de Lokale Groep bevinden zich enkele tientallen
sterrenstelsels. Het grootste stelsel van de Lokale Groep
is de Andromedanevel. Alle andere leden van de Lokale Groep
zijn kleiner dan ons Melkwegstelsel.
De Lokale Groep maakt weer deel uit van een grote groep
sterrenstelsels. Kijk voor meer informatie hierover bij het
trefwoord
supercluster.