Big bang
Niemand weet precies hoe het heelal is ontstaan. Er
zijn wel allerlei ideeën over. Als zo'n idee wat
beter is uitgewerkt, noemen we het een
theorie. De bekendste theorie over het ontstaan van het heelal
is die van de big bang. Een andere naam hiervoor is
oerknal. Volgens deze theorie zat lang geleden het
hele heelal dicht opeen gepakt. Er was één zeer kleine,
vreselijk hete bol van materie. De dichtheid moet
ontzettend groot zijn geweest.
Ongeveer 18 miljard jaar geleden ontplofte deze
bol met een enorme klap. Waar die explosie door kwam,
zullen we wel nooit te weten komen. Met een enorme
snelheid werd de materie in alle richtingen wegge
slingerd. Pas veel later ontstonden hieruit
Melkwegstelsels en afzonderlijke sterren.
Hoe is men nu op deze theorie gekomen? Het was bekend,
dat alle melkwegstelsels in het heelal zich van elkaar
af bewegen. Het heelal wordt steeds groter. Dat noemen
we
de uitdijing van het heelal. Hierdoor kwamen
sommige sterrenkundigen op het idee, dat alle
Melkwegstelsels uit dezelfde plaats afkomstig zijn.
Bij elke ontploffing komt warmte vrij. Die wordt daarna
steeds minder. Hoe groter de ontploffing, hoe meer
warmte er vrij komt. De big bang was de grootste
ontploffing die je je maar kunt voorstellen. De hitte
die er bij ontstond is vreselijk groot geweest. Zó
groot, dat er nog steeds wat van over moet zijn.
In 1965 ontdekten de astronomen Penzias en Wilson
in Amerika een bepaalde straling in het heelal. Die
straling komt van alle kanten. Hij wordt wel de
kosmische achtergrondstraling genoemd. Deze achter
grondstraling komt overeen met een temperatuur van 270°C
onder nul. Dat is 3 Kelvin. Een andere naam voor de
kosmische achtergrondstraling is daarom
3 Kelvin
straling (3 K-straling). Dit is als het ware de
temperatuur van het heelal. Overgebleven van de
oerknal. Het kan een bewijs zijn voor de juistheid
van de big-bang-theorie.