Het Apollo-project
Op 25 mei 1961 begon het Apollo-project met de belofte van
president John F. Kennedy aan het Congres dat vóór 1970 er een
mens op de maan zou landen. Deze uitspraak was natuurlijk
heel gedurfd omdat op dat moment niet te overzien was of in
zo'n korte tijd een bemande reis naar de maan inderdaad kon
worden gemaakt.
De beslissing van Kennedy werd met gejuich begroet. Geld
speelde geen enkele rol. Het Congres gaf aan
NASA (het
Amerikaanse bureau voor de ruimtevaart) wat hiervoor nodig
was. Tientallen miljarden dollars werden practisch zonder
discussie beschikbaar gesteld. Op 20 juli 1969 zou blijken
dat het allemaal nog lukte ook. Want toen zette
Neil
Armstrong als eerste mens voet op de maan.
Acht jaar waren nodig om de belofte van president Kennedy
waar te maken. In die acht jaar werd koortsachtig gewerkt.
Op het hoogtepunt van het Apollo-project werkten er in
Amerikaanse bedrijven 390.000 mensen aan deze onderneming,
bij de NASA 33.000 mensen en op de verschillende universiteiten
nog eens 10.000. Overigens was dit totale aantal van 433.000
mensen al bijna gehalveerd toen de eerste voetstap op de
maan werd gezet.
Voor het Apollo-project zelf moesten vele duizenden vragen
worden beantwoord. Kleine en grote technische problemen
moesten worden opgelost. In Houston waren nieuwe gebouwen
nodig en op Cape Canaveral werden nieuwe lanceerinstallaties
gebouwd. Daar verrees ook het VAB, toen het grootste gebouw
ter wereld, waar de Saturnus-V raketten werden geassembleerd.
Er werd een speciaal voertuig ontwikkeld - de
crawler - die
de raketten naar het lanceerplatform moesten vervoeren. Deze
crawler was indrukwekkend groot en zwaar: 39,9 meter lang,
34,7 meter breed en 7,9 meter hoog. Hij woog maar liefst
2721 ton!!
De
Saturnus-V raket was door specialisten onder leiding
van
Wernher von Braun voor de reizen naar de maan ont
wikkeld. Het was een drietraps-raket met daarop de Apollo
capsule en de ontsnappingstoren. De hoogte van het hele
gevaarte bedroeg 110,6 meter. Ongeveer even hoog als de
Dom-toren in Utrecht. Leeg woog de raket 182.000 kg en
gevuld met brandstof maar liefst 2.840.000 kg (2840 ton).
Als brandstof werd voor de eerste trap kerosine gebruikt.
De tweede en derde trap gebruikten vloeibare zuurstof
en vloeibare waterstof. De eerste trap werkte 2« minuut
en bracht de raket tot een hoogte van 66 kilometer.
De tweede trap werkte 6« minuut en bracht de Apollo
capsule naar 173 kilometer hoogte. Beide rakettrappen
kwamen na loskoppeling in de oceaan terecht. De derde
trap werkte diverse malen. Deze is vaak, met opzet, op de
maan te pletter geslagen.
De opleiding van de astronauten kreeg van NASA ook veel
aandacht. Natuurlijk moesten de astronauten niet alleen
in staat zijn alle instrumenten te bedienen, maar zij
moesten ook leren lopen bij een zwaartekracht van 1/6 g die
zij op de maan zouden aantreffen. Zij moesten bovendien
iets van geologie weten om de beste bodemmonsters te kunnen
nemen. Daarom gingen de astronauten trainen in kraters op
aarde. Er werd voor hen zelfs een groot maanlandschap
nagebootst in een vulkanisch gebied bij Flagstaff in de
staat Arizona. Er moest worden onderzocht of de maanbodem
wel stevig genoeg was om daarop te landen. Ook bekeek men
welke plaats het meest geschikt was om een landing uit te
voeren. Daarom werden niet alleen sterrenwachten inge
schakeld, maar moesten ook onbemande maanvluchten worden
uitgevoerd.
Niet alles verliep zonder problemen. Op 27 januari 1967
moest het project een grote klap incasseren: er brak
tijdens een test brand uit in een Apollo-capsule op Cape
Canaveral. De drie astronauten
Virgil Grissom, Edward White en
Roger Chaffee kwamen daarbij om het leven. De oorzaak van
de brand was naar alle waarschijnlijkheid kortsluiting. Even
wankelde het hele Apollo-project toen werd gesuggereerd dat
NASA te haastig en te onzorgvuldig was geweest. Een zeer
beheerste reactie van NASA voorkwam echter ongemotiveerde
paniek. Wel leidde de brand tot vele wijzigingen in de
capsule en daardoor tot vele vertragingen.
De proeven gingen echter onbemand door: op 9 november 1967
werd de eerste Saturnus-V raket gelanceerd. Deze onbemande
vlucht duurde 8« uur en werd een groot succes. Deze vlucht
werd Apollo-4 genoemd, de door brand verwoestte capsule
heette Apollo-1. De nummers 2 en 3 zijn nooit uitgegeven .
Apollo-5 en -6 waren ook onbemande proefvluchten, uitge
voerd op respectievelijk 22 januari 1968 en 4 april 1968.
Op 11 oktober 1968 werd de Apollo-7 als eerste bemande
Apollo-capsule gelanceerd. Het doel van de vlucht, die 11
dagen duurde, was de Apollo-capsule te testen. De bemanning
bestond uit de astronauten
Walter Schirra, Don Eisele en
Walter Cunningham. Tijdens de 163 omwentelingen om de aarde
verzorgden zij op een hoogte van 250 kilometer zeven directe
televisie-uitzendingen. De vlucht verliep zonder grote
problemen.
De Apollo-8 vlucht op 21 december 1968 was de eerste
Apollo-vlucht, die op een gigantische manier in de publi
citeit kwam, omdat de Apollo-8 langs de achterkant van de
maan zou vliegen. Dat was overigens toeval, want de
bedoeling was met de Apollo-8 de LM (Lunar Module) in een
baan om de aarde te beproeven. Aangezien de LM niet tijdig
gereed was, moesten deze plannen worden herzien.
De opdracht die de Apollo-8 nu kreeg, was tienmaal om de
maan te draaien en dan naar de aarde terug te keren. De
astronauten
Frank Borman, James Lovell en
William Anders voerden deze opdracht uit. Zij zagen als eerste mensen
de maan van zeer nabij en maakten er schitterende kleuren
foto's van. Ook nu kon men alles volgen via rechtstreekse
televisie-uitzendingen. In de vroege ochtend van Eerste
Kerstdag 1968 sloten de astronauten de televisie-uitzending
af met het voorlezen van een passage uit het Boek Genesis.
Het was een indrukwekkende gebeurtenis: het scheppings
verhaal, voorgelezen door astronauten die om de maan
draaiden.
Het spannendste moment van de vlucht was het ogenblik waarop
een vuurstoot van de raketmotoren uit het bedieningscompar
timent de astronauten uit de baan om de maan moest losmaken,
zodat zij naar de aarde konden terugkeren. De raket werkte
feilloos en de vlucht werd zonder probleem afgewikkeld.
Apollo-9 zou weer in een baan om de aarde blijven; de
lancering vond plaats op 3 maart 1969. Het hoofddoel
van deze vlucht was de LM op zijn vluchtwaardigheid te
beproeven, met als nevendoel foto's van de aarde te maken.
Hiervoor hadden de astronauten
James McDivitt, David Scott en
Russell Schweickart zeven Hasselblad-camera's bij zich,
waarvan er vier gekoppeld waren. Er werden toen 3600 ge
slaagde opnamen van de aarde gemaakt. Ook het onderzoek
van de LM verliep zonder problemen. Het meest opvallende
staaltje van technisch kunnen werd op de vijfde dag van de
vlucht vertoond: de maanlander verwijderde zich 175 kilo
meter van de Apollo-capsule, terwijl McDivitt en Schweickart
aan boord waren. Scott bleef toen zes uur alleen in de Apollo
achter, waarna weer een rendez-vous volgde.
Apollo-9 moest ook het PLSS (Portable Life Support System),
het rugpak van de maanwandelingen, testen. Dit moest gebeuren
tijdens een twee uur durende wandeling in de ruimte van
Russell Schweickart. Misselijkheid van de astronaut beperkte
het experiment tot 40 minuten in het geopende luik te staan.
Apollo-10 was de generale repetitie voor de eerste maan
landing. De capsule werd op 18 mei 1969 gelanceerd. Terwijl
de astronauten
Thomas Stafford, John Young en
Eugene Cernan om de maan draaiden, daalden zij tweemaal tot 15 kilometer
boven de maan, maar zij landden niet. Tijdens een van die
afdalingen ontstond er een klein besturingsprobleem, dat
door commandant Stafford feilloos werd opgelost. De vlucht
eindigde met een perfecte precisie-landing.
En dan natuurlijk de historische vlucht van de
Apollo-11,
die in feite ook een zoete wraak van de Amerikanen was op
de ruimteprimeurs van de Russen. In snel tempo waren de
laatste tijd de Apollo-vluchten elkaar opgevolgd. De
publiciteit groeide naar een climax. Een beetje ongewild
bevorderden de Russen dit door de onbemande Loena-15 naar
de maan te sturen. Achteraf bleek dat een mislukte poging te
zijn om nog juist vóór de Amerikanen met behulp van een
onbemand toestel bodemmonsters van de maan op aarde te
krijgen.
Op 16 juli 1969 begonnen
Neil Armstrong, Edwin Aldrin en
Michael Collins aan hun reis naar de maan. Een record aantal
van 3500 journalisten was op Cape Canaveral getuige van de
lancering. Ongeveer een half miljoen mensen volgden in een
wijde omgeving van Cape Canaveral de lancering eveneens. En
dan waren er ook de televisiekijkers over de gehele wereld
die de Apollo-11 ademloos volgden.
De maanlander kreeg de roepnaam «Eagle» en landde op zondag
20 juli om 21.18 uur Nederlandse tijd op de maan. De LM zou
er 21 uur en 36 minuten blijven staan. In die periode zouden
Armstrong en Aldrin één wandeling op de maan maken. De eerste
voetstap van een mens op de maan werd gezet door Neil
Armstrong, geboren op 5 augustus 1930 in Wapakoneta (Ohio,
V.S.). Het was 03.56 uur in de zeer vroege ochtend van 21
juli toen Armstrong zei: «Het is een kleine stap voor de
mens, maar een grote stap voor de mensheid». Vervolgens kwam
hij de trap van de maanlander af en zette de eerste stap op
de maan.
Armstrong en Aldrin plaatsten de Amerikaanse vlag op de
maan, waarna zij vervolgens enkele instrumenten (een
reflector voor laserstralen, een seismometer en een maan
stofdetector) opstelden. Zij namen bodemmonsters en maakten
behalve gewone, ook close-up stereo-opnamen van de maan
bodem.
Na terugkeer op aarde moesten de astronauten 21 dagen in
quarantaine doorbrengen, teneinde besmettingen met vreemde
ziektekiemen te voorkomen. Achteraf zou blijken dat die
maatregel overbodig was.
De vlucht van de Apollo-11 was een succes geworden, een
groot historisch gebeuren. Het doel van de vlucht was in de
eerste plaats de wereld te laten zien waartoe de Verenigde
Staten in staat waren. Dat doel was bereikt. De volgende
maanreizen konden worden gebruikt om meer wetenschappelijke
gegevens op de maan te verzamelen. De meeste landen in de
wereld kregen achteraf een klein maansteentje. Het steentje
dat Nederland ontving is te zien in Noordwijk Space Expo,
Keplerlaan 3 in Noordwijk (tel. 071-3646460).
In november 1969 werd met de Apollo-12 een tweede maanlanding
uitgevoerd. Tot grote teleurstelling van velen waren er
geen rechtstreekse televisiebeelden van de maan. De camera
die voor dit doel was meegenomen, werd bij het begin van de
eerste maanwandeling per ongeluk op de zon gericht en daar
door onherstelbaar beschadigd. De astronauten bleven tijdens
twee wandelingen 7 uur en 46 minuten buiten de maanlander.
Zij waren vlakbij de Surveyor-3 geland en namen een aantal
onderdelen hiervan mee terug naar de aarde. Daarna zou
blijken dat één bacterie het verblijf op de maan al die
tijd had overleefd in de camera van de Surveyor en tevens
dat er sedert de landing van de Surveyor nog geen korreltje
maanstof zichtbaar was verplaatst. Voor dit onderzoek werden
foto's die de Surveyor naar de aarde zond, vergeleken met
opnamen die de astronauten maakten. De verklaring hiervoor
is dat er op de maan geen atmosfeer is, dus ook geen regen of
wind. Dit betekende ook dat de voetstappen die de astronauten
op de maan hebben gezet er over miljoenen jaren nog zullen
staan.
De Apollo-12 bemanning plaatste eveneens het eerste van de
vijf wetenschappelijke stations op de maan. De instrumenten
van al deze stations zouden tot 1 oktober 1977 blijven
werken. Op die datum besloot de NASA om economische motieven
de instrumenten uit te schakelen.
De Apollo-11 wandeling bedroeg 250 meter, de Apollo-12
wandelingen samen 2 kilometer. Het verblijf van Apollo-12
op de maan duurde 31 uur en 31 minuten.
De vlucht van de Apollo-13 zou minder voorspoedig verlopen.
Na een redelijke lancering op 11 april 1970 (één van de
vijf motoren van de eerste trap stopte te vroeg), werd in
opperbeste stemming koers gezet naar de maan. De stilte
werd na iets minder dan 56 uur na de lancering door
commandant James Lovell verbroken met de woorden: «Houston,
wij hebben een probleem.» Een explosie had namelijk het
bedieningscompartinent uitgeschakeld; een deel van dat
compartinent was weggeslagen en de rest was onbruikbaar
geworden. Een maanlanding was dus uitgesloten. Omdraaien
eveneens omdat daarvoor sterke raketmotoren nodig waren.
Het enige wat erop zat was de weg naar de maan te vervolgen,
om de maan heen draaien en dan naar de aarde terug te keren.
Uit het geëxplodeerde deel betrokken de astronauten energie,
water en zuurstof. Gelukkig vond de explosie plaats op weg
naar de maan, hetgeen betekende dat zij de maanlander nog bij
zich hadden, en deze werd de reddingssloep voor de bemanning
James Lovell, John Swigert en
Fred Haise. De koortsachtig
werkende vluchtleiders en de uiterst beheerste Apollo-13
bemanning losten samen elk probleem op. Vier dagen na de
explosie volgde een behouden landing.
Een onderzoek heeft uitgewezen dat een zuurstofleiding ten
gevolge van een kortsluiting was geëxplodeerd. Veel kleine
fouten bij de voorbereiding van de vlucht werden genadeloos
blootgelegd: NASA was door het succes toch iets te achteloos
geworden. Het is verbazingwekkend en tegelijk vertrouwen
wekkend dat dit incident zo goed is afgelopen.
De lancering van de Apollo-14 verliep, na een vertraging
van 40 minuten ten gevolge van slecht weer, naar wens. De
koppeling van de Apollo-capsule met de maanlander (deze zat
opgeborgen bovenop de derde trap van de raket, de Saturnus
IVB) mislukte vijfmaal, maar slaagde bij de zesde poging.
Wij ontvingen nu na de vage Apollo-11 beelden en de mis
lukking van de Apollo-12 uitzendingen, zeer goede kleuren
beelden van de maan. De maanwandelingen duurden 9 uur en 23
minuten. Voor het vervoer van instrumenten en bodemmonsters
beschikten de astronauten over een heel licht wagentje op
twee wielen.
Bij de laatste drie maanvluchten van Apollo-15, -16 en -17
werd gebruik gemaakt van een maanauto, waardoor opeens veel
grotere afstanden op de maan konden worden afgelegd. De
ontwikkeling en de bouw van deze maanauto's kostte 75 miljoen
gulden.
De laatste drie vluchten hadden in meer opzichten een grotere
capaciteit: ze duurden langer en maakten gebruik van een
deel van het bedieningscompartinent (SM) voor onderzoek van
de maan. In het SM zaten onder meer camera's die de maan
systematisch fotografeerden. Dit gebeurde terwijl de
Apollo-capsule en de SM met één astronaut om de maan bleef
draaien; ondertussen daalden twee astronauten met de
maanlander naar het maanoppervlak af.
Van elke Apollo-bemanning van drie leden kwamen er dus
slechts twee op de maan terecht. Deze twee astronauten
stegen weer van de maan op in het bovenstuk van de maanlander;
het onderstuk hiervan diende als lanceerplatform en bleef
dus op de maan achter. In een baan om de maan koppelde de
stijgtrap van de LM met de Apollo-capsule. De maanwandelaars
stapten met maanstenen en films over in de Apollo-capsule.
Hierna liet men de stijgtrap op de maan te pletter slaan om
zo een kunstmatige maanbeving te veroorzaken.
In de Apollo-15 ging voor het eerst een maanauto mee (26
juli 1971). De astronauten waren hierdoor in staat de hele
omgeving vanaf de voet van een bepaald gebergte tot aan de
rand van het Hadleyravijn te verkennen. Zij legden 27,9 kilo
meter op de maan af en bevonden zich gedurende drie uitstap
jes in totaal 18 uur en 35 minuten buiten de LM. De tele
visiekijker zag nu beelden via een camera die op de maanauto
was gemonteerd en die vanuit Houston werd bediend. Deze
camera is ook gebruikt om de opstijging van de LM vanaf de
maan rechtstreeks uit te zenden. Als primeur lieten de
astronauten een kleine satelliet achter in een baan om de
maan. Bij de landing klapte een van de drie hoofdparachutes
in elkaar; de astronauten kwamen wel ongedeerd, maar met een
harde klap op aarde terug.
Van geen enkele vlucht in het Apollo-project zijn zo weinig
bijzonderheden te vermelden als van de Apollo-16 waarvan de
lancering plaats vond op 16 april 1972. In feite verliep
alles naar wens, maar opvallende nieuwtjes deden zich niet
voor. Twee zaken zijn bij deze vlucht enigszins opmerkelijk.
De stijgtrap van de LM kon na gebruik niet op de maan te
pletter slaan, omdat de astronauten hadden vergeten een
schakelaar om te zetten; deze stijgtrap draait nu nog om de
maan. Voorts kwam de subsatelliet die de astronauten -
John
Young, Thomas Mattingly en
Charles Duke - in een maanbaan
hadden uitgezet, echter te vroeg terug. De baan viel wat te
laag uit en reeds na 425 omwentelingen stortte het satellietje,
dat uit de SM was uitgezet, op de maanbodem neer.
De drie maanwandelingen tijdens de vlucht van de Apollo-16
duurden samen 20 uur en 14 minuten.
Op 7 december 1972 begon de Apollo-17 vlucht die de bemande
maanreizen zou besluiten. In vele opzichten zou deze vlucht
gevestigde records breken. Tijdens drie maanwandelingen
verbleven de astronauten niet minder dan 22 uur en 5 minuten
buiten de maanlander. Zij verzamelden 115 kg aan bodemmonsters
en legden met de maanauto 35,8 kilometer af.
De landing vond plaats bij het Taurusgebergte ten zuiden
van de krater Littrow. Men hoopte daar vulkanisch materiaal
aan te treffen. Er werd inderdaad oranje-achtig materiaal
gevonden, maar bij onderzoek op aarde bleek de kleur veroor
zaakt te zijn door glasbolletjes die bij een meteorieteninslag
waren gevormd.
De astronauten hebben op de maan ook hun auto gerepareerd:
een afgebroken spatbord werd door maankaarten vervangen. Juist
voor het vertrek van de maan werd een plaquette, aangebracht
op de daaltrap van de LM, onthuld. Met deze plaquette wordt
de - voorlopige - beëindiging van het bemande maanonderzoek
gesymboliseerd.
Tot slot hieronder nog een kort overzicht van alle Apollo
vluchten:
Naam capsule Astronauten lanceerdatum duur vlucht
Apollo-7 Walter Schirra 11-10-1968 10 dg 20 u 9 m
Donn Eisele
Walter Cunningham
Apollo-8 Frank Borman 21-12-1968 6 dg 3 u 1 m
James Lovell
William Anders
Apollo-9 James McDivitt 03-03-1969 10 dg 1 u 1 m
David Scott
Russell Schweickart
Apollo-10 Thomas Stafford 18-05-1969 8 dg 0 u 3 m
John Young
Eugene Cernan
Apollo-11 Neil Armstrong 16-07-1969 8 dg 3 u 19 m
Michael Collins
Edwin Aldrin
Apollo-12 Charles Conrad 14-11-1969 10 dg 4 u 36 m
Richard Gordon
Alan Bean
Apollo-13 James Lovell 11-04-1970 5 dg 22 u 55 m
John Swigert
Fred Haise
Apollo-14 Alan Shephard 31-01-1971 9 dg 0 u 2 m
Stuart Roosa
Edgar Mitchell
Apollo-15 David Scott 26-07-1971 12 dg 7 u 12 m
Alfred Worden
James Irwin
Apollo-16 John Young 16-04-1972 11 dg 1 u 51 m
Thomas Mattingly
Charles Duke
Apollo-17 Eugene Cernan 07-12-1972 12 dg 13 u 52 m
Ronald Evans
Harrison Schmidt